Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn?
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn?
Ja, indien wij het patroon van het Nieuwe Testament volgen.
Tijdens de Eerste Wereld Oorlog werd de mooie Gotische Lakenhal te Ieper,
België volledig vernield. Na de oorlog wilden de Britten de hele stad Ieper in puin
laten als gedenkteken voor de oorlog! De plaatselijke bevolking dacht er begrijpelijk
anders over! Sommigen wilden de Lakenhal vervangen door iets moderns. Maar
stadsarchitect Jules Coomans hield vol dat de Lakenhal teruggebouwd moest worden.
En met hulp van medearchitect, P.A. Pauwels, werd het gebouw tot zijn
oorspronkelijke pracht hersteld. Toen in 1959 het herstel voltooid was, zag het
gebouw precies zoals vroeger eruit. Dit was mogelijk doordat zij de oorspronkelijke
bouwplannen gebruikten.
In de eerste eeuw heeft Jezus zijn gemeente gebouwd (Matteüs 16:18). Twee
millennia later is de wereld vol met kerkgenootschappen die heel anders zijn dan de
gemeente die Jezus heeft gebouwd. Mensen hebben hun eigen plannen gebruikt om
duizenden denominaties te stichten volgens eigen goeddunken en tot eigen eer.
Gemeenten van Christus bestaan nu in alle werelddelen doordat bepaalde
mensen zich tot doel hebben gesteld niets meer en niets minder te zijn dan de
gemeente van het Nieuwe Testament. Zij krijgen echter de negatieve mening van
sommigen te horen dat deze een onmogelijke droom is, een onhaalbare doelstelling,
een onuitvoerbaar ideaal.
Kunnen wij de
gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Waarom niet, indien wij de oorspronkelijke
bouwplannen gebruiken, indien wij het patroon van het Nieuwe Testament volgen?
De vraag is: Willen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Of hebben
wij liever iets anders, iets moderns of iets middeleeuws? Willen wij God op eigen
wijze of op Zijn wijze dienen?
Velen, zo niet de meesten, in de christenheid proberen niet eens de gemeente
van het Nieuwe Testament te zijn. Dus waarom zouden wij?
Jezus zei over de godsdienstige groeperingen van Zijn tijd: Elke plant, die mijn
hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. Laat hen gaan, blinden zijn
zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put
vallen (Matteüs 15:13, 14).
Indien wij bij een godsdienstige groepering behoren anders dan de gemeente die
Jezus bouwde, worden wij uitgeroeid. Indien wij blinde leiders blindelings volgen,
zullen wij in een put vallen. Om God te behagen, moeten wij de gemeente van het
Nieuwe Testament zijn.
Mensen die behoren bij één of andere kerk die anders is dan de gemeente
waarover wij in de Schrift lezen, proberen dikwijls zich te rechtvaardigen door te
beweren dat het niet mogelijk is de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn.
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament herstellen? Kunnen wij
dezelfde gemeente zijn waarover wij in de Schrift lezen? Ja zeker, indien wij het
oorspronkelijke bouwplan gebruiken, indien wij het oorspronkelijke patroon volgen.
De eerste gemeente bleef volharden bij het onderwijs der apostelen
(Handelingen 2:42). De gemeente is gebouwd op het fundament van de apostelen en
profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is (Efeziërs 2:20). Indien wij in de
leer van de apostelen volharden, zullen wij dezelfde gemeente zijn. Indien wij het
evangelie van het Nieuwe Testament gehoorzamen, indien wij onze gemeenten
volgens het Nieuwe Testament organiseren, indien wij volgens het Nieuwe Testament
aanbidden en leven, zullen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn.
In het Grieks is het woord voor testament en voor verbond hetzelfde.
Een verbond is een formele, plechtige en bindende overeenkomst met betrekking tot
de uitvoering van bepaalde handelingen. Een testament dat rechtskracht verkregen
heeft, kan niet veranderd of ongeldig gemaakt worden (Galaten 3:15). Het Nieuwe
Testament is een door God-gegeven verbond! Het kreeg rechtskracht toen Jezus aan
het kruis stierf (Hebreeën 9:16, 17). Via dit verbond verleent God zegeningen op
bepaalde voorwaarden. Dit nieuwe verbond bepaalt de vereiste voorwaarden om
christenen en gemeenten van Christus te zijn. Deze specificaties kunnen niet veranderd
worden. God, als soevereine Heer, stelt de voorwaarden. Wij kunnen de gemeente van
het Nieuwe Testament zijn, maar uitsluitend indien wij de bepalingen van het
nieuwe verbond nakomen.
Onder het oude verbond werd Moses door God verteld precies hoe de
tabernakel gemaakt moest worden: Gij zult het maken overeenkomstig alles wat Ik u
toon, het model van de tabernakel en het model van al zijn gerei (Exodus 25:9). Dan
zult gij de tabernakel oprichten overeenkomstig het plan dat u daarvan op de berg
getoond werd (Exodus 26:30). En aldus was de kandelaar gemaakt: van gedreven
goud; zowel wat zijn schacht als wat zijn bloesem-versiering betreft, was hij gedreven
werk; overeenkomstig het voorbeeld dat de HERE hem had getoond, had Mozes de
kandelaar gemaakt (Numeri 8:4). In verband met het altaar werd Mozes verteld:
Zoals Hij u op de berg getoond heeft, zo zal men het maken (Exodus 27:8). Het
belang van dit patroon wordt tweemaal in het Nieuwe Testament vermeld. Stefanus
zei: De tent der getuigenis hadden onze vaderen in de woestijn, zoals Hij het geboden
had, die tot Mozes zeide, dat hij haar moest maken naar het voorbeeld, dat hij gezien
had (Handelingen 7:44). In Hebreeën wordt uitgelegd dat de tabernakel een
afbeelding van het hemelse was blijkens de godsspraak, die Mozes ontving, toen hij
de tabernakel zou gereedmaken. Zie toe, zegt Hij immers, dat gij alles maakt naar het
voorbeeld, dat u getoond werd op de berg (Hebreeën 8:5).
God voorspelde dat het oude verbond vervangen zou worden: Zie, de dagen
komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van
Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen
gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden:
mijn verbond, dat zij verbroken hebben (Jeremia 31:31, 32).
Dit nieuwe verbond, het Nieuwe Testament van Christus, is nu ons patroon.
Paulus schreef aan Timoteüs: Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van
mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is (2 Timoteüs
1:13).
Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien wij in het woord
van Christus blijven. Jezus zegt aan Zijn volgelingen: Als gij in mijn woord blijft, zijt
gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u
vrijmaken (Johannes 8:31, 32). Zijn woord zal ons oordelen: Wie Mij verwerpt en
mijn woorden niet aanneemt, heeft één, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb
gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage (Johannes 12:48).
De heilige schriften, door God ingegeven, verschaffen alle nodige inlichtingen
om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn. In zijn eerste brief aan Timoteüs
zei Paulus: Dit schrijf ik u, hoewel ik vrij spoedig tot u hoop te komen. Mocht ik nog
uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de
gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid (1 Timoteüs
3:14, 15). In zijn tweede brief vermaant Paulus Timoteüs verder: Blijf gij echter bij
wat u geleerd en toevertrouwd is, wel bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij
van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door
het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te
onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat
de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Timoteüs 3:14
t/m 17).
Dit patroon moeten wij nauwkeurig volgen. Aan de Romeinen schreef Paulus:
Maar Gode zij dank: gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam
geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is (Romeinen 6:17). Wij
mogen niet gaan boven hetgeen geschreven staat (1 Korintiërs 4:6). Een oudste moet
zich houden aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te
vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen (Titus
1:9). Johannes waarschuwt: Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van
Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon
(2 Johannes 9).
Om het patroon van het nieuwe verbond te volgen, moet onze taal zuiver zijn.
Theologische formuleringen moeten wij vermijden, en woorden uit de Schrift
gebruiken om ons geloof te uiten. Deze woorden zijn niet toevallig. Ze zijn van God.
Paulus schreef: Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke
wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke
vergelijken (1 Korintiërs 2:13). Petrus schreef: Spreekt iemand, laten het woorden
zijn als van God (1 Petrus 4:11). Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet
spreekt naar dit woord, is er geen dageraad (Jesaja 8:20). Om de gemeente van het
Nieuwe Testament te zijn, moeten wij de taal van het Nieuwe Testament gebruiken.
Menselijke interpretatie van deze door de Geest geleerde woorden, is niet
toegelaten. Wij moeten hun ware betekenis naleven. En wij achten het profetische
woord (daarom) des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die
schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw
harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige
uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar,
door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken (2 Petrus
1:19 t/m 21).
Ja, wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn, maar uitsluitend
indien wij hetzelfde geloof hebben en hetzelfde evangelie gehoorzamen. Judas
schreef: Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons
gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het
uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is (Judas 3).
Paulus schreef aan de Galaten: Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u
een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij
vervloekt! (Galaten 1:8).
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja zeker. Indien
wij het patroon van het Nieuwe Testament volgen, indien wij de voorwaarden en
bepalingen van het nieuwe verbond nakomen, indien wij in het woord van Christus
blijven, indien wij in het onderwijs van de apostelen volharden, indien wij ons aan het
betrouwbare woord houden, indien wij de heilige Schriften gebruiken voor het
onderrichten, weerleggen, verbeteren en opvoeden in de gerechtigheid, indien wij die
vorm van onderricht van harte gehoorzamen, indien wij niet verder gaan dat wat
geschreven staat, indien wij het betrouwbare woord vasthouden, indien wij hetzelfde
geloof hebben en hetzelfde evangelie gehoorzamen, indien wij in de leer van Christus
blijven, kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn.
Op 25 januari 2005 heeft Elaine Solowey, een plantkundige te Ketura in Israël,
drie dadelzaden gezaaid. De zaden werden zorgvuldig voorbereid. Om de ontkieming
te bevorderen, werden zij in warm water met meststof geweken vóór ze in drie potten
werden gezaaid.
Er was iets merkwaardigs aan die dadelzaden. Zij waren 2000 jaar oud. Dertig
jaar voordien werden zij door archeoloog Ehud Netzer gevonden tijdens opgravingen
te Masada, een bergtopburcht aan de oever van de Dode Zee. Door koolstofdatering
bleek dat zij 2000 jaar oud waren plus-min 50 jaar.
Niemand verwachte dat zij zouden groeien. Maar na vijf weken werd in één van
de potten de grond door de nieuwe schuit van een dadelboom doorbroken. Het eerste
jaar is de boom 30 cm hoog geworden.
Tweeduizend jaar geleden heeft een dadelboom in Israël een zaad geproduceerd
dat tot in onze tijd bewaard bleef. Toen het in de juiste omgeving werd geplaatst, is het
ontsproten en een boom geworden zoals de boom die het voortbracht.
Zowat 2000 jaar geleden is het woord des Heren uit Jeruzalem uitgegaan (Jesaja
2:3; Lucas 24:47). Het werd eerst door Jezus Christus, de Zoon van God, verkondigd.
Na zijn dood en opstanding werd het door Zijn discipelen aan de wereld verkondigd
en als het Nieuwe Testament te boek gesteld.
Dit zaad van het evangelie heeft leven-gevende kracht. Het ontspruit en draagt
vrucht wanneer het in goede en vrome harten wordt gezaaid (Lucas 8:15).
Het woord 'evangelie' betekent 'goed nieuws'. Wat is het goed nieuws van het
nieuwe verbond, en wat betekent het om dit te gehoorzamen?
God heeft Zijn Zoon gezonden om voor allen, die Hem gehoorzamen, een
oorzaak van eeuwig heil te worden (Hebreeën 5:9). Het evangelie gehoorzamen is
dus Christus gehoorzamen, aan Zijn heilsboodschap gehoor geven.
Nadat Jezus gekruisigd werd en uit de dood is opgestaan, zei Hij aan Zijn
volgelingen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse
schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet
gelooft, zal veroordeeld worden (Marcus 16:15, 16).
Misschien denkt u, Nou, verkondigen niet alle kerken het evangelie? Jammer
genoeg, 'Neen!' Onder de kerkgenootschappen is één van de gewoonste afwijkingen
van het nieuwe verbond, dat zij het evangelie veranderd hebben.
Dit is niets nieuws. Zelfs in de eerste eeuw hebben valse leraars het evangelie
veranderd. Paulus schreef aan de gemeenten van Galatië: Het verbaast mij, dat gij u
zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat
afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen,
die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook
al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van
hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! (Galaten 1:6 t/m 8).
Het evangelie mag niet veranderd worden omdat het van God is. Paulus
vervolgt: Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij
verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen
of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus (Galaten 1:11, 12).
Dus, om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij het
evangelie van het Nieuwe Testament gehoorzamen.
Het evangelie berust op historische feiten, dingen die God voor ons in de
geschiedenis heeft gedaan.
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig
leven hebbe (Johannes 3:16).
Om het evangelie te gehoorzamen, moeten wij in Christus geloven.
Toen Jezus Zijn discipelen vroeg, Wie zegt u dat ik ben?, antwoordde Petrus,
Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God (Matteüs 16:15, 16). Johannes de
Doper heeft over Jezus getuigd: Zie, het Lam Gods, die de zonden van de wereld
wegneemt (Johannes 1:29).
Het loon, dat de zonde geeft, is de dood (Romeinen 6:23). Allen hebben
gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Romeinen 3:23). Wij staan dus allen
veroordeeld en hebben de dood verdiend. Dat is het slecht nieuws. Wat is het goed
nieuws? Jezus, als Lam Gods, heeft de rechtsstraf voor onze zonden in onze plaats
ondergaan opdat wij vergeven kunnen worden: Hij die zelf onze zonden in zijn
lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de
gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen (1 Petrus 2:24).
Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij
zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (2 Korintiërs 5:21).
God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog
zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn
bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen
wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van zijn Zoon, zullen wij
veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft (Romeinen 5:8
t/m 10), en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in
Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn
bloed (Romeinen 3:24, 25), en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen
voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld (1 Johannes 2:2). Hierin is de
liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn
Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden (1 Johannes 4:10).
Een zoenmiddel is een genoegdoening die vrede bewerkt. De Zoon des mensen
is gekomen om zijn leven te geven als losprijs voor velen. (Matteüs 20:28). Een
losprijs is de prijs voor een leven, een betaling voor de vrijlating van iemand. Want er
is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die
Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen (1 Timoteüs 2:5, 6).
Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid
door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken,
hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven (1 Tessalonicenzen 5:9, 10).
Christus' dood voor ons en Zijn opstanding zijn de fundamentele feiten van het
evangelie. Paulus schreef aan de Korintiërs: Ik maak u bekend, broeders, het
evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat,
waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zo vasthoudt, als ik het u verkondigd
heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. Want vóór alle dingen heb ik
u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze
zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de
Schriften (1 Korintiërs 15:1 t/m 4).
Het evangelie is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft
(Romeinen 1:16). Om het evangelie te gehoorzamen, moeten wij geloven.
Wij moeten ons ook bekeren.
En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie
Gods te prediken, en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is
nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie (Marcus 1:14, 15).
Ons bekeren is berouw hebben voor onze zonden en het besluit nemen ons van
de zonde af te wenden en ons leven aan God te wijden. Kort voor Zijn hemelvaart zei
Jezus aan Zijn apostelen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en
ten derden dage opstaan uit de doden, en dat in zijn naam moest gepredikt worden
bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem (Lucas
24:46, 47).
Ons geloof in Christus moet beleden worden.
Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des
geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en
met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden
worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men
tot behoudenis (Romeinen 10:8 t/m 10). Over ongelovigen zegt Paulus verder: Maar
niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven (Romeinen 10:16).
Dus, om gehoor aan het evangelie te geven, moeten wij ons bekeren en in ons
hart geloven dat Jezus de Zoon van God is en dat God Hem uit de doden heeft
opgewekt. Dit geloof moeten wij ook met onze mond belijden. Misschien lijkt dit iets
kleins. Maar vele christenen door de eeuwen heen werden gedood omdat zij hun
geloof in Christus beleden. Paulus schreef aan Timoteüs: Strijd de goede strijd des
geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis
afgelegd hebt voor vele getuigen (1 Timoteüs 6:12).
Om het evangelie te gehoorzamen moeten wij gedoopt worden.
Jezus gaf het bevel: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie
aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar
wie niet gelooft, zal veroordeeld worden (Marcus 16:15, 16).
Weinige kerkgenootschappen gehoorzamen dit eenvoudig bevel. Jezus plaatst
geloof en doop vóór de redding. Kerken die zuigelingendoop toepassen, plaatsen de
doop vóór geloof. Het evangelie gehoorzamen zij niet. Kerken die leren dat
behoudenis door 'geloof alleen' is, plaatsen de redding vóór de doop. Ook zij
gehoorzamen het evangelie niet. Jezus zei, Wie gelooft en zich laat dopen, zal
behouden worden.
De doop in het Nieuwe Testament is door onderdompeling (Johannes 3:23;
Handelingen 8:38, 39). Kerken die op een andere wijze dopen, gehoorzamen het
evangelie niet.
Toen Petrus op de Pinksterdag werd gevraagd, Wat moeten wij doen?
antwoordde hij: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus
Christus, tot vergeving van uw zonden (Handelingen 2:38). Om het evangelie te
gehoorzamen, moeten wij tot vergeving van zonden gedoopt worden. Kerken die niet
tot vergeving van zonden dopen, gehoorzamen het evangelie niet.
Wanneer wij op basis van geloof en bekering dit evangeliebevel gehoorzamen,
en ons laten dopen, worden wij geestelijk herboren. Aan de christenen te Rome legde
Paulus uit: Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn
dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat,
gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in
nieuwheid des levens zouden wandelen (Romeinen 6:3, 4). Jezus zei aan Nicodemus:
Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet
binnengaan (Johannes 3:5).
Petrus geeft deze uitleg van de wedergeboorte: Nu gij uw zielen door
gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt
dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeboren, en niet uit vergankelijk,
maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. ... Dit nu
is het woord, dat u als evangelie verkondigd is (1 Petrus 1:22, 23, 25).
Bij Zijn wederkomst zal Jezus de ongehoorzamen straffen: Bij de openbaring
van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als
Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus
niet gehoorzamen (2 Tessalonicenzen 1:7, 8). Want het is nu de tijd, dat het oordeel
begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die
ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? (1 Petrus 4:17).
De gemeente van het Nieuwe Testament kunnen wij zijn indien wij het
evangelie van het Nieuwe Testament gehoorzamen. Jezus stierf voor onze zonden en
is de derde dag weer opgestaan. Hij is het Lam Gods die de zonden van de wereld
wegneemt. Hij droeg onze zonden in Zijn lichaam aan het kruis. Wij zondigen en
verdienen daarmee de dood. Maar God heeft ons lief en heeft Zijn Zoon gezonden om
voor ons te sterven en voor onze zonden voldoening te geven. Wij gehoorzamen dit
evangelie door in Christus te geloven, ons van onze zonden te bekeren, Christus te
belijden en tot vergeving van zonden gedoopt te worden, opdat wij uit water en Geest
wedergeboren kunnen worden, om in nieuwheid des levens te wandelen.
Kunnen wij de
gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja zeker, indien wij het verbond naleven en
het evangelie van het Nieuwe Testament gehoorzamen.
Eerst moeten wij begrijpen dat de aanbiddingsvormen van het Nieuwe
Testament volledig anders zijn dan die van het Oude Testament.
Toen de Samaritaanse vrouw Jezus vroeg of men te Jerusalem of te Samaria
moest aanbidden, antwoordde Hij: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op
deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet;
wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu,
dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid;
want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten
aanbidden in geest en in waarheid (Johannes 4:21 t/m 24).
Vele valse vormen van aanbidding zijn het gevolg van het invoeren van
Oudtestamentische praktijken. Zelfs heidense aanbiddingsvormen komen in sommige
kerken voor, zoals het vereren van beelden.
Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij volgens het
Nieuwe Testament aanbidden.
Christenen komen op de eerste dag van de week samen om brood te breken. En
toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken hield
Paulus een toespraak tot hen (Handelingen 20:7). 'Brood breken' duidt op de maaltijd
des Heren.
De gemeente te Jerusalem bleef volharden bij het onderwijs der apostelen en
de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden (Handelingen 2:42).
Paulus beschrijft de maaltijd des Heren aldus: Want zelf heb ik bij
overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here
Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging
uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.
Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het
nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.
Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des
Heren, totdat Hij komt (1 Korintiërs 11:23 t/m 26).
Christenen geven ook van hun middelen op de eerste dag van de week: Wat de
collecte voor de heiligen betreft, moet u de richtlijn volgen die ik aan de gemeenten in
Galatië gegeven heb: laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets
opzij leggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld (1
Korintiërs 16:1, 2 NBV).
De eerste dag van de week (Zondag) is een bijzondere dag voor christenen. Op
die dag stond Jezus op uit het graf (Marcus 16:9). Die zelfde dag openbaarde Hij Zich
aan twee discipelen toen Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun
toereikte (Lucas 24:30, 31). Toen het dan avond was op die eerste dag der week en
ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor
de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u!
(Johannes 20:19). Een week later verscheen Hij nogmaals aan hen, toen zij vergaderd
waren (Johannes 20:26).
Hoewel de eerste dag van de week een bijzondere betekenis voor christenen
heeft, en zij op die dag samenkomen om brood te breken, is die geen 'heilige dag' of
'sabbat' (Romeinen 14:5, 6; Kolossenzen 2:16, 17). Christenen dienen God iedere dag.
Alle activiteiten in de samenkomst behoren opbouwend te zijn. Paulus schreef,
Alles moet tot stichting geschieden (1 Korintiërs 14:26).
Christenen bidden en zingen bij hun aanbidding. Paulus zei: Ik zal bidden met
mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar
ook lofzingen met mijn verstand (1 Korintiërs 14:15).
Hoewel muziekinstrumenten in de aanbidding van het Oude Testament
voorkwamen, zijn zij in strijd met de geestelijke aard van de aanbidding van het
nieuwe verbond. Paulus noemt die onbezielde dingen (1 Korintiërs 14:7). Een
mechanisch instrument kan niet in geest en waarheid aanbidden, kan niet met de geest
en met het verstand zingen.
Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander
leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode
dank brengt in uw harten (Kolossenzen 3:16).
Spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt
en jubelt de Here van harte, dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus
Christus God, de Vader, voor alles (Efeziërs 5:19, 20).
Aanbidding (Grieks: PROSKUNEO) is een specifieke, bewuste verheerlijking
van God vloeiend uit een innerlijke houding van ontzag voor Zijn majesteit en
nederige onderwerping aan Zijn gezag. Aanbidding wordt door handelingen uitgedrukt
zoals bidden, zingen of vasten. Maar het is ook mogelijk te bidden, te zingen of te
vasten zonder te aanbidden, indien de innerlijke aanbiddende houding ontbreekt.
De christelijke aanbidding is niet tot de bijeenkomsten beperkt. Gebed kan
privaat zijn (Matteüs 6:6) of in de vergadering (Matteüs 18:19, 20). Lofzingen kan
privaat zijn (Jacobus 5:13) of in de vergadering (1 Korintiërs 14:15). Vasten kan
privaat zijn (Matteüs 6:16) of in de vergadering (Handelingen 13:2, 3; 14:23).
Wij mogen niet verder gaan dan wat geschreven staat (1 Korintiërs 4:6). Om
volgens het Nieuwe Testament te aanbidden, mogen wij geen aanbiddingsvormen
gebruiken die door het Nieuwe Testament niet voorgeschreven zijn. Gods instructies
zijn voorschrijvend. Wanneer een apotheker een voorschrift bereidt, mag hij geen
ingrediënten toevoegen of weglaten. De aanbiddingsvormen die God onder het nieuwe
verbond heeft voorgeschreven, mogen wij ook niet veranderen.
Hoewel de uiterlijke aanbiddingsvormen in het Oude Testament anders waren,
leert het Oude Testament ons toch belangrijke principes i.v.m. aanbidding.
De doodstraf van Nadab en Abihu toont aan dat wij niet vrij zijn om God
volgens eigen goeddunken te aanbidden.
En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen ieder zijn vuurpan, deden
daar vuur in en legden daar reukwerk op; zo brachten zij vreemd vuur voor het
aangezicht des HEREN, hetgeen Hij hun niet geboden had. Toen ging er vuur uit van
de HERE en dit verteerde hen, zodat zij stierven voor het aangezicht des HEREN
(Leviticus 10:1, 2).
Dit woord 'vreemd' heeft de bijbetekenis van 'profaan'. Het was vreemd omdat
het geen deel uitmaakte van de aanbidding die God had voorgeschreven. Let op de
woorden, hetgeen Hij hun niet geboden had. Alles wat vreemd is aan de aanbidding
die God bevolen heeft, is profaan, onheilig.
Wij dienen God ook te aanbidden wanneer wij lezen of luisteren naar Gods
woord. Wij zijn eerbiedig en buigen onze hoofden wanneer wij in onze gebeden met
God spreken. Zouden wij minder eerbiedig mogen zijn wanneer wij naar God luisteren
die tot ons door Zijn woord spreekt? In Openbaring 1:3 wordt een zegen uitgesproken
over bijbellezers: Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie.
Een mooi voorbeeld hiervan vinden wij in het Oude Testament na de
Babylonische ballingschap toen de wet aan het volk werd voorgelezen. Toen nu de
zevende maand aanbrak en de Israëlieten in hun steden waren, kwam het gehele volk
als één man bijeen op het plein voor de Waterpoort. En men verzocht de
schriftgeleerde Ezra het boek der wet van Mozes, die de HERE aan Israël gegeven
had, te halen. Toen bracht de priester Ezra de wet vóór de gemeente, zowel mannen als
vrouwen en ieder die het kon begrijpen, op de eerste dag van de zevende maand. En
hij las daaruit voor op het plein vóór de Waterpoort van dat het licht werd tot de
namiddag in tegenwoordigheid van de mannen en de vrouwen en van hen die het
konden begrijpen. Het gehele volk hoorde aandachtig naar het boek der wet. De
schriftgeleerde Ezra stond op een houten verhoging, die men voor die gelegenheid
gemaakt had. ... Ezra opende dus het boek ten aanschouwen van het gehele volk, want
hij stond hoger dan het gehele volk. En zodra hij het boek opende, stond het gehele
volk op. Ezra loofde de HERE, de grote God, en het gehele volk antwoordde, terwijl
het de handen omhoog hief: Amen, Amen. En zij knielden en bogen zich voor de
HERE neder met het gelaat ter aarde. ... Zij lazen namelijk uit het boek, uit de wet
Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep. ... Het
gehele volk weende, toen het de woorden der wet hoorde. ... De Levieten brachten het
gehele volk tot kalmte door te zeggen: Weest stil, want deze dag is heilig, weest dus
niet verdrietig. Toen ging het gehele volk heen, om te eten en te drinken, en een deel
ervan te zenden en grote vreugde te bedrijven, want zij hadden begrepen wat men hun
had bekendgemaakt (Nehemia 8:1 t/m 5a, 6, 7, 9, 10b, 12, 13).
Zij aanbaden toen zij naar Gods woord luisterden. Laten wij ook eerbiedig zijn
wanneer wij het woord horen.
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja, indien wij
volgens het Nieuwe Testament aanbidden. Christenen komen op de eerste dag van de
week bijeen om de maaltijd des Heren te eten en iets naar vermogen te geven. Zij
zingen en bidden. Zij luisteren eerbiedig naar Gods woord.
Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en
aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft
(Openbaring 14:7).
Christus is het Hoofd van zijn gemeente (Efeziërs 5:23). Om de gemeente van
het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij door Christus geleid worden. Maar dan
groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die
het hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend
geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk
lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de
liefde (Efeziërs 4:15, 16).
Het hoofd bestuurt het lichaam. Het is niet voldoende Christus als boegbeeld te
hebben, Hij moet kapitein zijn, Hij moet echt ons Hoofd zijn. Wij moeten ons aan zijn
gezag onderwerpen. Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien
onze gemeente door Christus wordt bestuurd.
Wij moeten door de ene Herder geleid worden. Jezus zei, doelende op de
heidenen, Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik
leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder
(Johannes 10:16). Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij
(Johannes 10:27).
Om een gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij Christus
volgen en zijn stem gehoorzamen. Wie door de deur binnenkomt, is de herder der
schapen. Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en
hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. Wanneer hij zijn eigen
schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem,
omdat zij zijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch
zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen (Johannes
10:2 t/m 5).
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja, indien Christus
ons Hoofd is, indien Hij de Herder is die wij volgen, indien wij weigeren 'vreemden'
te volgen.
Christus leidt ons via Zijn apostelen en profeten die in de eerste eeuw door de
Heilige Geest geïnspireerd werden om het nieuwe verbond te boek te stellen. Paulus
legt dit uit aan het einde van zijn brief aan de Romeinen. Hem nu, die bij machte is u
te versterken _ naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de
openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en
door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van
gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken (Romeinen 16:25,
26). God heeft de apostelen bevolen het evangelie aan alle volken door profetische
schriften bekend te maken.
Voor Hij stierf, vertelde Jezus Zijn apostelen: Wie naar u hoort, hoort naar Mij;
en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij
gezonden heeft (Lucas 10:16).
De apostelen en profeten in de eerste eeuw, samen met Christus, zijn het
fundament van de gemeente van het nieuwe verbond, gebouwd op het fundament van
de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is (Efeziërs 2:20).
Een fundament wordt slechts eenmaal gelegd. Onze apostelen en profeten vandaag
zijn de apostelen en profeten van de gemeente in de eerste eeuw (Openbaring 21:14).
Nu strijden wij tot het uiterste voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd
is (Judas 3), wij blijven volharden bij het onderwijs der apostelen (Handelingen
2:42).
Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien wij door
Christus geleid worden. Hij leidt ons door Zijn apostelen en profeten die geïnspireerd
werden om het nieuwe verbond op schrift te stellen.
Voor de opbouw heeft Christus ook evangelisten, oudsten, leraars en diakenen
gegeven om de gemeente te stichten en te dienen. En Hij heeft zowel apostelen als
profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te
rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus (Efeziërs 4:11, 12).
De Filippenzenbrief werd gericht aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi
zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen (Filippenzen 1:1).
Onbijbelse leiding is één van de duidelijkste kenmerken van vervalste kerken.
Zij hebben ambten en leidende posities die nergens in het Nieuwe Testament te vinden
zijn. Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, mogen wij uitsluitend leiders
hebben die in het Nieuwe Testament aangewezen zijn en die de kwalificaties van het
Nieuwe Testament bezitten.
De uitvoerende leiding onder het nieuwe verbond zetelt in de plaatselijke
gemeente. Centrale leiding wordt door Christus vanuit de hemel verschaft. De
volgende leidingsniveau is de plaatselijke gemeente. Regionale, nationale of
internationale vormen van leiding zijn vreemd voor het Nieuwe Testament. Alle
gemeenten die aan dergelijke vormen van leiding deelnemen, zijn geen gemeenten van
het nieuwe verbond, maar zijn in opstand tegen de leiding van Christus.
Oudsten geven leiding.
Volgens het Nieuwe Testament worden plaatselijke gemeenten door een groep
oudere mannen geleid, die 'oudsten' worden genoemd (Grieks: PRESBUTEROS). Zij
worden ook 'herders' genoemd (Grieks: POIMEEN - Hier komt ook het woord
pastoor of pastor vandaan) en 'opzieners' (Grieks: EPISKOPOS - Hier komt ook het
woord bisschop vandaan). Een zorgvuldige vergelijking van de verschillende teksten
toont aan dat deze allemaal benamingen zijn voor dezelfde groep leiders in de
plaatselijke gemeente (vergelijk Titus 1:5 en 7; Handelingen 20:17, 28; 1 Petrus 5:1, 2,
4). Deze mannen moeten aan strenge kwalificaties voldoen. Aan Titus schreef Paulus:
Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen
hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als
oudsten zoudt aanstellen mannen, die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die
gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen
tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van
het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet
opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is,
bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan het betrouwbare woord
naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de
tegensprekers te weerleggen (Titus 1:5-9; zie ook 1 Timoteüs 3:2-7). De taak van de
oudsten is voor de gemeente Gods [te] zorgen (1 Timoteüs 3:5); de gemeente Gods
te weiden (Handelingen 20:28); de kudde Gods, die bij u is te hoeden (1 Petrus
5:2).
Nieuwe en kleine gemeenten, zonder mannen die de kwalificaties voor oudsten
bezitten, worden door de mannen van de gemeente geleid (Handelingen 15:1-3; 1
Timoteüs 2:12).
In de meeste valse kerken fungeert één persoon als hoofd van de plaatselijke
gemeente, of is er een andere onbijbelse vorm van leiding.
Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien onze oudsten
worden aangesteld en geven leiding in overeenstemming met het Nieuwe Testament.
Diakenen dienen.
Diakenen zijn dienaars in de plaatselijke gemeente onder leiding van de
oudsten. Dit woord betekent gewoon 'dienaar'. In de gemeente te Jeruzalem werden
zeven mannen aangesteld om voor het dagelijkse hulpbetoon aan behoeftige weduwen
te zorgen (Handelingen 6:1 t/m 4). Aangestelde dienaars moeten ook specifieke
kwalificaties bezitten: Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen
sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit, maar het geheimenis des
geloofs bewarend in een rein geweten. Laten ook dezen eerst op de proef gesteld
worden, om daarna, als zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen. ... Diakenen
moeten mannen van één vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren.
Want zij, die hun dienst goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel
vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus (1 Timoteüs 3:8-10,
12, 13).
De vrouwen van oudsten en diakenen moeten ook kwalificaties bezitten:
Evenzo moeten hun vrouwen zijn: waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter,
betrouwbaar in alles (1 Timoteüs 3:11).
Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten de dienaars in de
plaatselijke gemeente aangesteld worden en dienen volgens het Nieuwe Testament.
Evangelisten of predikers verkondigen het evangelie.
De taak van een evangelist is: Verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of
ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting
(2 Timoteüs 4:2); zij moeten zich toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het
leren (1 Timoteüs 4:13).
In het Nieuwe Testament duiden de woorden 'evangelist' en 'prediker' op
dezelfde taak. Een 'evangelist' is iemand die goed nieuws predikt. Een 'prediker' is
iemand die een boodschap in het openbaar verkondigd.
In het Nieuwe Testament is een prediker niet de leider van een plaatselijke
gemeente. De courante praktijk waar een prediker een 'pastor' wordt genoemd is in
strijd met het Nieuwe Testament. Alleen oudsten zijn 'pastors' (herders) in het Nieuwe
Testament. Gemeenten met een pastorsysteem waar een prediker aan het hoofd van
een gemeente staat, zijn geen gemeenten van het Nieuwe Testament. Dit geldt
eveneens voor gemeenten die door een priester worden geleid, aangezien het nieuwe
verbond geen aparte priesterklasse kent; alle christenen zijn priesters (1 Petrus 2:9).
Het gebruik van kenmerkend kledij en godsdienstige titels zoals eerwaarde en
dominee wordt door Jezus uitdrukkelijk verboden (Lucas 20:46; Matteüs 23:8 t/m 11).
Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien onze
evangelisten dienen en prediken in overeenstemming met het Nieuwe Testament.
Leraars geven onderricht in het woord.
Tot opbouw heeft Christus ook leraars aan zijn gemeente gegeven (Efeziërs
4:11). Daar waar 'prediken' een openbare verkondiging is, heeft het woord
'onderwijzen' met overdracht van kennis te maken. Zowel oudsten als predikers
moeten onderricht kunnen geven. Maar een leraar hoeft geen oudste of prediker te
zijn. Leraars zijn belangrijk in de gemeente. Om de gemeente van het Nieuwe
Testament te zijn, hebben wij leraars nodig die onderricht in de leer van Christus
geven.
Vrouwen geven onderricht aan vrouwen (Titus 2:3 t/m 5) en aan kinderen (2
Timothy 2:5; 3:14, 15) maar geven geen onderricht of leiding aan mannen in de
gemeente (1 Timoteüs 2:12).
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja zeker, indien onze
leiding met het Nieuwe Testament overeenstemt: indien wij door Christus via de
schriften worden geleid, indien onze gemeenten door oudsten en diakenen met de
vereiste kwalificaties worden geleid en gediend, en indien onze predikers en leraars
trouw zijn in het verkondigen en in het onderwijzen van het Nieuwe Testament van
Christus.
In het nieuwe verbond wordt ons gedrag van dag tot dag onze 'wandel'
genoemd. Christen-zijn is een manier van leven. En al wat gij doet met woord of
werk, doet het alles in de naam van de Here Jezus (Kolossenzen 3:17).
Wij moeten in het licht wandelen om de gemeente van het Nieuwe Testament te
zijn.
Dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen:
God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij
gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen
de waarheid niet (1 Johannes 1:5, 6).
Wij mogen niet in de duisternis wandelen, wij mogen niet in een leven van
zonde voortgaan. Na het benadrukken van Gods genade, zegt Paulus: Wat zullen wij
dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt
niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet
gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?
Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de
doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens
zouden wandelen (Romeinen 6:1 t/m 4).
Wanneer wij christenen worden, staan wij op uit de doop om in nieuwheid des
levens te wandelen, om in het licht te wandelen, niet om in duisternis te blijven
voortstrompelen.
Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij
gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle
zonde. Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de
waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en
rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle
ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem
tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet (1 Johannes 1:7 t/m 10).
In het licht wandelen, betekent niet dat wij zonder zonde zijn. Hoewel wij
hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (Matteüs 5:6), hoewel wij in Christus
Jezus godvruchtig willen leven (2 Timoteüs 3:12), zondigen wij toch en hebben Gods
genade nodig. Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen,
om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende,
bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige
hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus
Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid,
en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken (Titus 2:11 t/m
14).
Vergeving van zonden ontvangen wij alleen indien wij in het licht wandelen:
Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap
met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde (1
Johannes 1:7).
Johannes verklaart verder: Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot
zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader,
Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet
alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld. En hieraan onderkennen
wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en
zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn
woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij,
dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen,
als Hij gewandeld heeft (1 Johannes 2:1 t/m 6).
Wij moeten in overeenstemming met het Nieuwe Testament leven om de
gemeente van het Nieuwe Testament te zijn. Wij moeten in het licht wandelen; wij
moeten wandelen zoals Christus gewandeld heeft; wij moeten Zijn voorbeeld volgen.
Wederom dan sprak Jezus tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt,
zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben
(Johannes 8:12). Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem
(Kolossenzen 2:6).
Onze wandel moet in waarheid, in liefde en naar Gods geboden zijn. In zijn
tweede brief schreef Johannes: Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen
gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader
hebben ontvangen. En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod zou
schrijven, maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben: dat wij elkander
liefhebben. En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod,
gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen (2
Johannes 4 t/m 6).
Wij moeten naar de Geest wandelen, niet naar het vlees: Want wat de wet niet
vermocht, omdat zij zwak was door het vlees, God heeft, door zijn eigen Zoon te
zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde
veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar
het vlees wandelen, doch naar de Geest. Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de
gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de
Geest (Romeinen 8:3 t/m 5). Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet
van het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij
sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij
leven (Romeinen 8:12, 13).
Om in overeenstemming met het Nieuwe Testament te leven, moeten wij onze
aandacht aan geestelijke dingen schenken in plaats van aan materiële dingen. Indien
gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is,
gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de
aarde zijn (Kolossenzen 3:1, 2).
Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het
vlees. Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen
het vlees -- want deze staan tegenover elkander -- zodat gij niet doet wat gij maar
wenst. Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet. Het
is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,
afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht,
partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u
waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het
Koninkrijk Gods niet zullen beërven. Maar de vrucht van de Geest is liefde,
blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw,
zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zodanige mensen is de wet niet. Want wie
Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten
gekruisigd. Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor
houden (Galaten 5:16 t/m 25).
Hoewel wij zondigen en Gods genade nodig hebben, betekent dit niet dat
flagrante zonde in de gemeente gedogen mag worden. Mensen die blijven zondigen,
wandelen niet in het licht. Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten
wij de zedelijke norm van het Nieuwe Testament handhaven.
Paulus legt hier de nadruk op in zijn brief aan de Efeziërs.
Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals
ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en
slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk (Efeziërs 5:1, 2). Omdat Christus Zich als
offer voor onze zonden gegeven heeft, willen wij navolgers van onze hemelse Vader
zijn en in liefde wandelen zoals Christus heeft gedaan.
Dit motiveert ons het kwade te vermijden. Maar van hoererij en allerlei
onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt,
en evenmin van onwelvoeglijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch
veeleer van dankzegging. Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval
een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het
Koninkrijk van Christus en God. Laat niemand u misleiden met drogredenen, want
door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Doet
dan niet met hen mede. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in
de Here; wandelt als kinderen des lichts, -- want de vrucht des lichts bestaat in louter
goedheid en gerechtigheid en waarheid --, en toetst wat de Here welbehaaglijk is. En
neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze
veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt
verricht; maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want
al wat aan de dag komt is licht. Daarom heet het: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit
de doden, en Christus zal over u lichten. Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt,
niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen
zijn kwaad (Efeziërs 5:3 t/m 16).
Omdat onze Vader zo goed voor ons is, willen wij geen smaad op Zijn Naam
brengen. Wij willen op een waardige wijze leven.
Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping,
waarmede gij geroepen zijt (Efeziërs 4:1).
Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor
hoofd vermaanden, aanmoedigden, en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig,
die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid (1 Tessalonicenzen 2:11, 12).
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor
u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt
worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem
in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte
kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner
heerlijkheid tot alle volharding en geduld (Kolossenzen 1:9 t/m 11).
Wij keren ons af van het kwade en doen het goede (1 Petrus 3:11).
Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze
werken, heeft Hij thans weder verzoend, in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om
u heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen, indien gij slechts wel
gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het
evangelie, dat gij gehoord hebt (Kolossenzen 1:21 t/m 23).
Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja zeker, indien wij in
overeenstemming met het Nieuwe Testament leven, indien wij in het licht, in
nieuwheid des levens wandelen. Hoewel wij niet zonder zonde zijn, zoeken wij de
dingen die boven zijn en hebben de gezindheid van de Geest. Wij leven bezadigd,
rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld. Terwijl wij in het licht wandelen, worden
wij door het bloed van Christus van zonde gereinigd. Uit dankbaarheid volgen wij
Hem en wandelen zoals Hij gewandeld heeft. Wij verlangen op een wijze te leven die
onze Vader waardig is. Wij handhaven de zedelijke norm van het Nieuwe Testament.
Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij volgens het Nieuwe
Testament leven.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).