Kan men door geloof alleen behouden worden?

Rechtvaardiging door geloof alleen is een fundamentele leerstelling van vele kerkgenootschappen. Er wordt geleerd dat de redding komt op het ogenblik dat men in Jezus gelooft.

Op deze leerstelling baseren duizenden hun hoop op eeuwig heil. Dikwijls zijn ze uiterst dogmatisch in het veroordelen van mensen die leren dat bij de redding bepaalde daden van gehoorzaamheid vereist zijn.

Is Gods woord de bron van het idee dat men door geloof alleen gerechtvaardigd wordt, of een jonge monnik, Martin Luther, die 'sola fide' als kanttekening in zijn bijbel schreef?

Eerst moet beklemtoond worden dat de vraag is niet of wij door geloof gerechtvaardigd worden, maar of wij door geloof alleen gerechtvaardigd worden. Wat als Luther 'door geloof' had geschreven i.p.v. 'geloof alleen'?

Er wordt in de Schrift duidelijk geleerd dat de redding een genadegave is, door geloof ontvangen. Alleen door geloof kunnen wij behouden worden, maar 'alleen door geloof' is heel anders dan 'door geloof alleen'!

Door de studie van toepasselijke teksten zullen wij vernemen dat geloof door specifieke daden van gehoorzaamheid tot uiting moet komen voor men behouden wordt. De rechtvaardiging is wel uit geloof, maar niet uit geloof alleen.


Wij worden uit geloof gerechtvaardigd.

“Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods” (Romeinen 5:1, 2).


Het heil kan niet door werken verdiend worden.

In de vroege gemeente beweerden bepaalde Joodse valse leraars dat heidenen de wet van Mozes moesten onderhouden om behouden te worden. De uitspraken van Paulus i.v.m. genade en werken moeten in het verband van dit geschil begrepen worden.

Bij het weerleggen van dit verkeerd idee zegt Paulus dat zelfs de Joodse christenen uit genade worden behouden en niet door de wet van Mozes: “Wij, geboren Joden, en geen zondaars uit de heidenen, wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden” (Galaten 2:15, 16).

Paulus maakt duidelijk in Romeinen, de hoofdstukken 1 t/m 3, dat zowel Joden als heidenen zondaars zijn, en uitsluitend uit Gods genade behouden kunnen worden. Joden kunnen zich niet voor hun redding op de wet beroepen doordat de wet nooit volmaakt nageleefd wordt: “Daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen” (Romeinen 3:20).

Paulus vervolgt: “Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid” (Romeinen 3:21, 22).

De wet en de profeten voorspelden de komst van de Messias die voor Gods volk gerechtigheid zou brengen. De wet maakte duidelijk dat Israël redding nodig had evenals de heidenen.

“Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden - om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is” (Romeinen 3:23 t/m 26).

Als Gods uitverkoren volk, hadden vele Joden een hoge dunk van zichzelf en dachten dat zij beter waren dan de heidenen. Paulus toont aan dat dit niet waar is. Zij hebben Gods genade even veel nodig als de heidenen, en zij hebben geen reden om hoogmoedig te zijn.

“Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme” (Efeziërs 2:8, 9).

“Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof. Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet” (Romeinen 3:27, 28).

Wat is het verschil tussen 'de wet van werken' en 'de wet van geloof'? In het eerste geval probeert men door eigen werken heil te verdienen. Deze mens baseert zijn heil op het principe van werken. In het tweede geval beseft men dat Gods genade zijn enige hoop op redding is. Uit geloof neemt hij Gods gave van redding dankbaar aan. Deze mens baseert zijn heil op het principe van geloof.

Wie verkeerdelijk meent dat hij heil door eigen werken kan verdienen, wordt misschien verleidt om te roemen indien hij denkt dat hij de wet beter naleeft dan iemand anders.

De gelijkenis die Jezus vertelde “met het oog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten” illustreert dit principe: “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar. De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden" (Lucas 18:9 t/m 14).

De eerste man zocht zijn heil in eigen daden. De tweede besefte dat hij als zondaar uilsluitend door Gods genade behouden kon worden.

De verschillende teksten waar Paulus zegt dat wij uit genade worden gered en niet uit werken, houden verband met deze twee benaderingen van het heil.

“Want indien Abraham uit werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God. Want wat zegt het schriftwoord? Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Nu wordt hem die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting. Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid, gelijk ook David de mens zalig spreekt, aan wie God gerechtigheid toerekent zonder werken: Zalig zij, wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn. Zalig de man, wiens zonde de Here geenszins zal toerekenen” (Romeinen 4:2 t/m 8).

Dat het hier over werken gaat, waarmee men heil denkt te verdienen, is duidelijk uit de verwijzing naar loon. Dat Abraham uit geloof gerechtvaardigd werd, betekent echter niet dat dit uit geloof alleen was!


Geloof is niet compleet zonder gehoorzaamheid.

In de voorbeelden van geloof in Hebreeën 11 zien wij daadwerkelijk geloof: “Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen” (Hebreeën 11:8); “Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht” (Hebreeën 11:17). Nadat hij deze proef heeft doorstaan, zei God: “Nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden” (Genesis 22:12).

Dit gaat over een heel andere soort werken, werken van gehoorzaamheid uit geloof. Deze werken zijn noodzakelijk voor behoudenis daar geloof zonder gepaste gehoorzaamheid incompleet is.

Jakobus spreekt over dit soort werken wanneer hij zegt: “Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof” (Jakobus 2:20 t/m 24).

Wij zien dat het geloof van Abraham 'pas volkomen werd uit de werken'. Abraham werd inderdaad uit geloof gerechtvaardigd, maar niet uit geloof alleen! Geloof alleen, zonder de gepaste gehoorzaamheid, redt niemand.


Welke werken van gehoorzaamheid zijn vereist om behouden te worden?

In de brief aan de Romeinen, waarin Paulus geweldig veel klemtoon op geloof en genade legt, noemt hij toch wel andere dingen die ook vereist zijn.


De redding is niet mogelijk zonder berouw.

“Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?” (Romeinen 2:4).

Tijdens zijn zendingsreizen predikte Paulus dat berouw en bekering noodzakelijk zijn, “Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus” (Handelingen 20:21). Aan de afgodendienaars te Athene zei hij: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen” (Handelingen 17:30). Aan koning Agrippa zei hij “maar ik heb eerst hun, die te Damascus waren, en te Jeruzalem en in het gehele Joodse land en de heidenen verkondigd, dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen, met hun berouw in overeenstemming” (Handelingen 26:20). Paulus predikte dat iedereen zich moest bekeren!

Toen Paulus leerde dat men door geloof gerechtvaardig wordt, bedoelde hij geenszins door geloof alleen, want overal predikte hij dat boetvaardigheid, berouw en bekering, alsook de verbonden werken, noodzakelijk zijn.


De redding is niet mogelijk zonder belijdenis.

“Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis” (Romeinen 10:9, 10).

Kan men behouden worden zonder Christus te belijden? “En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden. Want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God” (Johannes 12:42, 43 HSV).

Jezus zei dat wij bereid moeten zijn Hem voor de mensen te belijden (Matteüs 10:32, 33). Zouden deze mensenbehagers, die wel in Jezus geloofden maar het niet durfden belijden, door geloof alleen behouden worden? Zeker niet. De redding is niet door geloof alleen.

Toen Paulus zei dat men door geloof gerechtvaardig wordt, bedoelde hij geenszins geloof alleen, want hij leerde dat belijdenis ook noodzakelijk is.


De redding is niet mogelijk zonder de doop.

Wie denkt dat de redding door geloof alleen is, zonder doop, gelooft Jezus niet, want Hij zei: “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden” (Marcus 16:16).

Paulus leerde rechtvaardiging door geloof, maar niet zonder doop. Nadat hij in Romeinen, de hoofdstukken 1 t/m 5, de genade heeft beklemtoond, zegt hij aan de heiligen te Rome dat zij “van harte gehoorzaam geworden” waren bij hun bevrijding uit de zonde (Romeinen 6:17, 18).

Eerder in het hoofdstuk had Paulus gezegd: “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen” (Romeinen 6:3, 4).

“Wij allen” laat geen ruimte voor uitzonderingen. Er bestaan geen ongedoopte christenen omdat men door de doop toegang tot Christus heeft. Men wordt tot Christus gedoopt. Men wordt tot Zijn dood gedoopt. Uit de doop staat men op in nieuwheid des levens! In de doop wordt een gelovige met de dood, begrafenis en opstanding van Christus verenigd!

Een gelovige moet de naam des Heren aanroepen om behouden te worden: “Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden” (Romeinen 10:13).

Hoe heeft Paulus zelf de naam des Heren aangeroepen? Wanneer werd hij gered?

Hij geloofde op de weg naar Damascus, toen Jezus aan hem verscheen: “En ik zeide: Here, wat moet ik doen? En de Here zeide tot mij: Sta op en reis naar Damascus, en daar zal u gezegd worden al hetgeen u opgelegd is om te doen” (Handelingen 22:10).

In Damascus bracht hij drie dagen door met vasten. Dat hij reeds geloofde bleek uit zijn vraag, “Here, wat moet ik doen?” Hij was echter nog niet behouden, want Ananias zei: “En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam” (Handelingen 22:16).

Paulus geloofde al drie dagen. Toch moest hij bij de doop de naam des Heren aanroepen - hij moest in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest gedoopt worden - om zijn zonden te laten afwassen. Zijn rechtvaardiging door geloof gebeurde toen zijn geloof door gehoorzaamheid in de doop compleet werd gemaakt.


Geloof alleen redt niet.

Zoals Jakobus verklaart: “Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt geloof en ík heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken. Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen” (Jakobus 2:14 t/m 19). Kunnen boze geesten door geloof alleen behouden worden? Zo niet, waarom denken sommige mensen dat zij door geloof alleen behouden kunnen worden?

Na uit te leggen dat het geloof van Abraham 'pas volkomen werd uit de werken' maakte Jakobus de gevolgtrekking: “Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. ... Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” (Jakobus 2:24, 26).


Wat hebben wij uit de Schrift geleerd?

Kan men door geloof alleen behouden worden? De rechtvaardiging is uit geloof. Het heil kan niet door werken verdiend worden. Maar geloof moet door gehoorzaamheid compleet gemaakt worden. Bij de redding zijn bepaalde daden van gehoorzaamheid vereist. Een gelovige moet berouw hebben en zich bekeren. Hij moet zijn geloof in Jezus belijden en de naam des Heren aanroepen door zich te laten dopen om zijn zonden door het bloed van Christus te laten afwassen. Zonder de gepaste gehoorzaamheid heeft hij nog geen levend geloof. Door gehoorzaamheid, neemt hij Gods genade gelovig aan, en staat op uit de doop om in nieuwheid des levens te wandelen. Amen.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).