Een vervloekte aarde

De bijbel begint met de vervloeking van deze aarde en eindigt met een belofte van een nieuwe aarde waar niets vervloekts zal zijn.

"En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren" (Genesis 3:17-19). [Zie ook Romeinen 8:20-22.]

"En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan" (Openbaring 21:1). "En niets vervloekts zal er meer zijn" (Openbaring 22:3).

De mensen klagen dat het slecht gaat, maar eigenlijk is het hun eigen schuld dat de aarde vervloekt is.

De satan is ook schuldig. Een vloek werd over hem uitgesproken wegens zijn aandeel in deze opstand tegen God: "Daarop zeide de HERE God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, zolang gij leeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen" (Genesis 3:14,15).

Reeds na enkele geslachten waren de mensen zodanig slecht dat God besloot alles door water te verdelgen. Alleen Noach en zijn familie ontsnapten aan dit oordeel. Toen Noach geboren werd zei zijn vader: "Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft" (Genesis 5:29).

Na de zondvloed beloofde God dat Hij de gehele aarde nooit meer met water zou laten overstromen: "Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb. Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden" (Genesis 8:21,22).

Toen God Israël uit Egypte leidde, werd het volk voor de keuze gesteld: "Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor: zegen, wanneer gij luistert naar de geboden van de HERE, uw God, die ik u heden opleg; maar vloek, indien gij naar de geboden van de HERE, uw God, niet luistert en afwijkt van de weg die ik u heden gebied" (Deuteronomium 11:26-28). "Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, door de HERE, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te luisteren en Hem aan te hangen" (Deuteronomium 30:19). [Zie ook Deuteronomium 27:14-26; 28:15-20; 29:9-28.]

Door gans het Oude Testament heen, stonden de mensen steeds voor dezelfde keuze: "De vloek des HEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij" (Spreuken 3:33).

Ten tijde van Jeremia waarschuwde God: "Vervloekt zij de man die niet hoort naar de woorden van dit verbond, dat Ik aan uw vaderen geboden heb ten dage dat Ik hen uit het land Egypte, de ijzeroven, leidde met de woorden: Hoort naar mijn stem en doet naar alles wat Ik u gebied, dan zult gij Mij tot een volk en zal Ik u tot een God zijn" (Jeremia 11:3,4). "Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de HERE wijkt" (Jeremia 17:5).

Uiteindelijk, als straf voor hun ongerechtigheid, werd het volk in ballingschap weggevoerd: "Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd" (Daniël 9:11). [Zie ook 1 Samuël 3:13,14; Nehemia 10:28,29; Psalm 119:21; Jeremia 48:10; Zacharia 5:1-4; Maleachi 2:2.]

Ook onder het Nieuwe Verbond staan wij voor dezelfde keuze. Op de dag des oordeels wacht ons òf de zegen òf de vloek: "Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af" (Matteüs 25:34). "Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is" (Matteüs 25:41).

De zegen komt door Jezus Christus. Hij is de Enige die ons van de vloek van de zonde kan verlossen. De wet van Mozes was op zichzelf wel goed, maar heeft geen redding gebracht doordat niemand de wet heeft onderhouden.

"Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed" (Romeinen 3:21-25).

Onze zonden scheiden ons van God. De dood hebben wij verdiend. God is echter genadig en heeft ons verlossing geschonken.

Volgens het Oude Verbond was een gehangene door God vervloekt: "Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt" (Deuteronomium 21:22,23).

Wegens onze zonden liggen wij onder de vloek. Maar Iemand heeft onze vloek op Zich genomen: "Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers de rechtvaardige zal uit geloof leven. Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof" (Galaten 3:10-14).

Stellen wij ons vertrouwen op Hem die onze zonden in zijn lichaam op het hout heeft gebracht (1 Petrus 2:24), dan ontvangen wij de zegen.

Verwerpen wij Hem of dwalen wij van Hem af, dan blijven wij onder de vloek.

"Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!" (Galaten 1:7,8).

"Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij vervloekt" (1 Korintiërs 16:22). [Zie ook Hebreeën 6:7,8 en 2 Petrus 2:13,14.]

God is niet tevreden met deze vervloekte aarde. De zondvloed was een voorafbeelding van een groter oordeel. "De toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen" (2 Petrus 3:6,7).

"Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont" (2 Petrus 3:10-13). "En niets vervloekts zal er meer zijn" (Openbaring 22:3).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).