Bij wie is ach?
Hier is een raadsel: "Bij wie is ach? bij wie is wee? bij wie is twist? bij wie geklaag? bij wie zijn wonden zonder reden? bij wie troebele ogen?" (Spreuken 23:29).
Het antwoord luidt: "Bij hen die laat opzitten bij de wijn, die komen om de gemengde drank te proeven. Zie niet naar de wijn, wanneer hij roodachtig fonkelt, wanneer hij in de beker parelt; vlot glijdt hij naar binnen, ten slotte bijt hij als een slang en spuwt gif als een adder. Dan zien uw ogen vreemde dingen en uw hart spreekt wartaal" (Spreuken 23:30-33).
Sedert Noach (Genesis 9:21) is drankmisbruik één van de grootste menselijke problemen. Talloos zijn de schimmen in het dodenrijk van mensen die hun levensschip te pletter hebben gevaren op de klippen van de dronkenschap en de verslaving. Hoeveel miserie is er niet daardoor op aarde?
De waarschuwingen in de Schrift tegen drankmisbruik zijn veelvuldig. De gevaren en de nadelen worden onmiskenbaar afgeschilderd. De ondergang van Egypte, bijvoorbeeld, wordt in Jesaja met de woorden beschreven: "zoals een beschonkene in zijn uitbraaksel tuimelt" (Jesaja 19:14). De meesten onder ons zijn ooit getuige geweest van een dergelijke walgelijk schouwspel. Doch die taferelen worden nooit op de reclameborden afgebeeld!
Dronkaards zullen Gods koninkrijk niet beërven (1 Korintiërs 6:10). Dronkenschap, brasserijen en dergelijke zijn werken van het vlees (Galaten 5:21) die nadelig zijn voor het geestelijk welzijn van de mens. Een bekeerde moet dat alles achter zich laten: "Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijk afgoderij" (1 Petrus 4:3).
Wereldse mensen zullen het ons wel eens kwalijk nemen, als wij niet meedoen: "Daarom bevreemdt het hen, dat gij u niet met hen stort in diezelfde poel van liederlijkheid, en zij belasteren u; maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om levenden en doden te oordelen" (1 Petrus 4:4,5).
Ook Paulus waarschuwt tegen de drank: "En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest" (Efeziërs 5:18).
Bandeloosheid is één van de gekende gevolgen van de drank. Velen begeven zich voor het eerst op het pad van de zedeloosheid onder invloed van de drank. Er zijn mensen die iemand opzettelijk trachten dronken te maken, om hem of haar gemakkelijker tot zonde te kunnen verleiden. "Wee hem die zijn naaste doet drinken en er uw gif bijmengt, en hem ook dronken maakt om hun naaktheid te aanschouwen!" (Habakuk 2:15).
Soms worden mensen zelfs buiten hun weten om seksueel misbruikt, terwijl zij dronken zijn. In de Schrift is er het voorbeeld van Lot (Genesis 19:32-35). Wie zich aan de invloed van de drank overlevert, is verantwoordelijk voor de gevolgen. "De wijn is een spotter, de drank een luidruchtige, ieder die zich daaraan overgeeft, is onwijs" (Spreuken 20:1).
Daarom worden wij ook gewaarschuwd om niet met drinkers mee te doen: "Verkeer niet met wie zich te buiten gaan aan wijn en vlees; want een drinker en een doorbrenger verarmen, en slaperigheid doet lompen dragen" (Spreuken 23:20,21). Wij mogen niet omgaan met een broeder die een dronkaard is; wij mogen zelfs niet met hem samen eten; hij moet uit ons midden verbannen worden, totdat hij zich bekeert (1 Korintiërs 5:11-13).
Dikwijls gaan geweld en dronkenschap samen. De ontrouwe slaaf bezondigt zich aan allebei: "Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en drinken, dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur, dat hij het niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der huichelaars doen delen. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars" (Matteüs 24:48-51).
Jezus waarschuwt ons: "Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door roes en dronkenschap en zorgen over levensonderhoud, en die dag niet plotseling over u kome, als een strik" (Lucas 21:34).
De drank is bedrieglijk. Het onderscheidingsvermogen wordt daardoor negatief beïnvloed zonder dat men het zelf beseft! "Ontucht, wijn en most nemen het verstand weg" (Hosea 4:11).
"Wee hun die reeds des morgens vroeg bedwelmende drank zoeken; die laat in de nacht opblijven, terwijl de wijn hen verhit. Dan bestaat hun feest in citer en harp, tamboerijn, fluit en wijn, maar op het doen des HEREN letten zij niet en het werk zijner handen zien zij niet" (Jesaja 5:11,12).
Daarom mochten priesters onder het Oude Verbond niet drinken wanneer zij dienst deden: "De HERE sprak tot Aäron: Wijn of bedwelmende drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen, wanneer gij de tent der samenkomst binnengaat, opdat gij niet sterft -- het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten -- opdat gij scheiding kunt maken tussen heilig en onheilig, tussen onrein en rein, en opdat gij de Israëlieten kunt onderwijzen in al de inzettingen die de HERE door de dienst van Mozes tot hen gesproken heeft" (Leviticus 10:9-11).
Jesaja klaagde de ontrouwe priesters en profeten van zijn tijd aan: "En ook dezen waggelen van wijn en tuimelen van bedwelmende drank: priester en profeet waggelen van bedwelmende drank, zijn verward door wijn, tuimelen van bedwelmende drank, waggelen bij een gezicht, wankelen bij een rechtspraak. Ja, alle tafels zijn vol walgelijk braaksel, geen plek is er over" (Jesaja 28:7,8).
Dat de drank vermeden moet worden door mensen die verantwoordelijkheid dragen, staat in de vermaning die Koning Lemuël van zijn moeder heeft ontvangen: "Het past koningen niet, o Lemuël, het past koningen niet wijn te drinken, noch machthebbers bedwelmende drank te begeren, opdat hij niet drinke en de inzettingen vergete en het recht van alle verdrukten verkere" (Spreuken 31:4,5).
Daarom moet een oudste in de gemeente iemand zijn die niet aan de wijn is verslaafd (1 Timoteüs 3:3; Titus 1:7).
Ook financieel is de drank nadelig: "Wie van vermaak houdt, zal gebrek lijden; wie olie en wijn liefheeft, wordt niet rijk" (Spreuken 21:17).
Vele mannen verkeren in de waan dat ze flinke kerels zijn omdat ze veel drinken. De Schrift leert anders: "Wee hun die helden zijn in het drinken van wijn en dapperen in het mengen van bedwelmende drank" (Jesaja 5:22). De sterke mannen zijn zij die nuchter blijven.
Zij "die zich bedrinken, zijn des nachts dronken, maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn" (1 Tessalonicenzen 5:5-8).
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).