De Bouwmeester van alles

"Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?" (Jesaja 40:26). "Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden" (Jesaja 40:28).

"Elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God" (Hebreeën 3:4).

Sommigen beweren dat het scheppingsverhaal in Genesis geen geschiedenis is, maar slechts beeldspraak. In Genesis 2:4 lezen wij echter: "Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden."

'Generaties' is de grondbetekenis van het Hebreeuws woord dat hier als 'geschiedenis' wordt vertaald. Deze afgeleide betekenis is ontstaan doordat geschiedenis in de oudheid gewoonlijk met geslachtsregisters gepaard ging.

In zes dagen

Sommigen beweren dat alles over een heel lange periode door toeval is ontstaan. [Toeval is zulk een slechte bouwmeester dat men gedwongen wordt hem heel veel tijd te gunnen om zijn werk te verrichten. Het probleem wordt zodoende wel verdoezeld, maar niet opgelost, want zelfs na een eeuwigheid blijft chaos nog steeds chaos, tenzij iemand orde in de zaak brengt!]

Wat leert de Schrift? "In zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die" (Exodus 20:11). "Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust" (Exodus 31:17).

Naar hun aard

Spijts alle wetenschappelijke waarnemingen, geloven sommigen nog steeds in spontane generatie - dat levende organismen zomaar vanzelf uit onbezielde stof kunnen ontstaan.

Wat leert de Schrift? "Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was" (Genesis 1:21). "En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was" (Genesis 1:24,25).

Op één bepaalde dag

Sommigen zoeken hun voorouders bij de apen. Hoewel hun langgezochte 'missing link' (ontbrekende schakel) tussen aap en mens nog steeds zoek is, menen ze dat de mensen geleidelijk uit aapachtige voorouders - alweer door de god van het toeval - zijn ontstaan. In kinderboeken vindt men verbeeldingsrijke illustraties hiervan.

Wat leert de Schrift? "En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Genesis 1:27). "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag" (Genesis 1:31).

God Schiep de mens op één bepaalde dag. "Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen 'mens' ten dage, dat zij geschapen werden" (Genesis 5:1,2). "Want vraag toch naar de dagen van het verleden, van vóór uw tijd, sinds de dag dat God de mens op de aarde schiep..." (Deuteronomium 4:32).

"Ik ben het, die de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen heb; mijn handen hebben de hemelen uitgespannen en aan al hun heer heb Ik mijn bevelen gegeven" (Jesaja 45:12).

De Vader der geesten

Hoe is de geest van de mens ontstaan? Door een toevallige samenspel van atomen?

Wat leert de Schrift? "Zo zegt God, de HERE, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen" (Jesaja 42:5).

Onderwerp u aan de Vader der geesten, en leef (Hebreeën 12:9)

De mens is verantwoordelijk

"Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid" (Romeinen 1:18-25).

Een nieuwe schepping

Nadat David met Batseba gezondigd had, besefte hij dat hij op geestelijk gebied Gods scheppende kracht nodig had. Hij bad: "Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest" (Psalm 51:12).

God voorspelde dat hij eenmaal een nieuw volk zou scheppen: "Dan zullen de volkeren de naam des HEREN vrezen, alle koningen der aarde uw heerlijkheid, wanneer de HERE Sion heeft gebouwd, en verschenen is in zijn heerlijkheid, Zich heeft gewend tot het gebed van de berooide en hun gebed niet heeft veracht. Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht, en het volk dat geschapen zal worden, zal de HERE loven" (Psalm 102:16-19).

Door de macht van Christus kan men een nieuwe schepping worden: "Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Efeziërs 2:10).

Christus is gekomen om zowel Joden als niet-Joden "tot één nieuwe mens te scheppen" (Efeziërs 2:15).

"Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus, dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid" (Efeziërs 4:21-24). Zie ook Kolossenzen 3:10.

"Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen" (2 Korintiërs 5:17).

Uit de doop staat men op in nieuwheid des levens (Romeinen 6:3,4).

"Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is" (Galaten 6:15).

Een nieuwe hemel en aarde

"Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap" (Jesaja 65:17,18).

"En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuwe Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig" (Openbaring 21:1-5).

Onze Schepper loven

"Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen" (Openbaring 4:11).

"Halleluja. Looft de HERE in de hemel, looft Hem in den hoge. Looft Hem, al zijn engelen, looft Hem, al zijn heerscharen. Looft Hem, zon en maan, looft Hem, al gij lichtende sterren. Looft Hem, hemel der hemelen, en gij wateren boven de hemel. Dat zij de naam des HEREN loven, want Hij gebood en zij waren geschapen; Hij zette ze vast voor immer en altoos, Hij stelde hun een inzetting, die geen hunner overtreedt" (Psalm 148:1-6).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).