Indien iemand diens wil doen wil
Wat wil u eigenlijk? Veel hangt daarvan af. Jezus zei: "Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek" (Johannes 7:16,17).
Wil u Gods wil doen, of uw eigen wil? Alleen door Gods wil te willen doen, kunt u een onderscheid maken tussen de leer die van God komt en de vele valse leerstellingen rondom u heen. U mag zelfs de Schrift veel lezen en de inhoud daarvan goed kennen, als u de wil van God niet wil doen, zult u het leven nooit vinden, zoals Jezus aan de Joden zei: "Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben" (Johannes 5:39,40). Omdat zij tot Jezus niet wilden komen, was hun schriftkennis waardeloos.
"Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid" (Matteüs 7:21-23).
Het hoogste doel van ons leven moet zijn: de wil van God te doen. Daarvoor zijn wij op aarde, zoals Jezus ook van Zichzelf zei: "Zie, hier ben Ik -- in de boekrol staat van Mij geschreven - om uw wil, o God, te doen" (Hebreeën 10:7; uit Psalm 40:8,9).
Jezus kwam om de wil van God te doen: "Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen" (Johannes 4:34). "Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft" (Johannes 5:30). "Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage" (Johannes 6:38-40).
De menselijke wil is dikwijls in strijd met de wil van God. Zelfs bij Jezus was dit waar! "En Hij ging een weinig verder en hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt" (Matteüs 26:39). "Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!" (Matteüs 26:42). "Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt" (Marcus 14:36). "Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!" (Lucas 22:42).
Jezus wilde niet aan een kruis sterven. Toch onderwierp Hij zich aan de wil van God. Hij moest onze zonden in Zijn lichaam op het hout brengen om ons te redden (1 Petrus 2:24).
Het was de wil van God dat Jezus aan het kruis zou sterven, niet omdat Hij zijn Zoon wilde zien lijden, maar omdat Hij ons liefheeft: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe" (Johannes 3:16).
"Zó bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat" (Matteüs 18:14). "Want dit wil God: uw heiliging" (1 Tessalonicenzen 4:3).
"In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen" (Efeziërs 1:5-9).
"Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader, aan wie de heerlijkheid zij in alle eeuwigheid! Amen" (Galaten 1:3-5).
"Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is" (Efeziërs 5:17). "Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is" (Hebreeën 10:36). "Want zó is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen" (1 Petrus 2:15).
Net zoals Christus moest lijden om de wil van God te volbrengen, kan het ook de wil van God zijn, dat wij moeten lijden: "Want het is beter te lijden, indien de wil van God dit eist, goed doende dan kwaad doende" (1 Petrus 3:17).
"Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde, om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd, die nog rest in het vlees, te leven. Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij" (1 Petrus 4:1-3).
"Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende" (1 Petrus 4:19).
"De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid" (1 Johannes 2:17).
"En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene" (Romeinen 12:2).
"En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet" (Openbaring 22:17).
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).