Een grote gemeente

Soms lachen de mensen met ons omdat wij als gemeente zo klein zijn. Maar dan lachen ze met Christus want Hij heeft beloofd: "Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden" (Matteüs 18:20). "Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te geven" (Lucas 12:32).

Gods volk is altijd klein geweest, vergeleken met de tallozen die God ongehoorzaam blijven. "Gaat in door de enge poort, want wijd is (de poort) en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden" (Matteüs 7:13,14).

Waarom zijn er zo weinigen, die de weg vinden? Het ligt aan de mens zelf, niet aan God. Hij roept iedereen: "De Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet" (Openbaring 22:17).

Wat voor een gemeente is deze? Wij hebben geen kathedraal, geen orkest, geen kunstschatten, geen politieke macht, geen hiërarchie.

Wat hebben we dan wel? Christus en Zijn woord. Een gemeente van Christus is altijd groot, ongeacht haar ledental, doordat zij van Christus is.

Wat is de gemeente van Christus?

Het Griekse woord EKKLESIA wordt in het Nieuwe Testament met 'kerk' of 'gemeente' vertaald. Aangezien EKKLESIA 'vergadering' of 'samenkomst' betekent, is 'gemeente' de betere vertaling.

Het woord heeft drie nuances.

Soms duidt het alle leden van Christus' lichaam aan. "En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is" (Efeziërs 1:22,23). Wanneer Jezus zegt: "Op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen" (Matteüs 16:18), spreekt Hij van Zijn volk in alle landen en van alle tijden. In deze zin is er slechts één gemeente van Christus. "Eén lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping" (Efeziërs 4:4).

Soms duidt het woord alle christenen aan die in een bepaalde plaats wonen. Wij lezen over "een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem" (Handelingen 8:1). Paulus schreef een brief "aan de gemeente Gods te Korinte" (1 Korintiërs 1:2) en in zijn brief aan de heiligen te Rome, waar er meerdere plaatselijke gemeenten waren, zei hij na zijn groet aan Prisca en Aquila: "Groet insgelijks de gemeente bij hen aan huis" (Romeinen 16:5). In deze zin kan het woord in het meervoud gebruikt worden: "U groeten al de gemeenten van Christus" (Romeinen 16:16).

'Gemeente' kan ook betrekking hebben op een bijeenkomst: "wanneer gij als gemeente samenkomt" (1 Korintiërs 11:17,18).

'Gemeente' betekent nooit in de Schrift een gebouw, een afzonderlijk kerkgenootschap, of de overheid van een kerkgenootschap.

Met 'gemeente van Christus' bedoelen wij of een vergadering van christenen, of de christenen die ergens wonen, of alle christenen van alle tijden.

Betekent dit dat onze gemeente de enige juiste is? Deze vraag wordt alleen gesteld door mensen die niet begrijpen wat wij bedoelen. Christus heeft volgens de Schrift slechts één gemeente en wij willen gewoon lid van die éne gemeente zijn. Wij sluiten niemand uit, want allen die door Christus aangenomen zijn, zijn lid van Zijn gemeente.

Zijn gemeente is wel de enige juiste, en wij willen van geen andere zijn!

Hoe wordt men lid van Christus' gemeente? Men kan zich niet zomaar aansluiten. Een levensverandering is vereist. Aangezien de gemeente per definitie uit alle behouden mensen bestaat, moet men gered worden vooraleer men aan de gemeente wordt toegevoegd. "En zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden" (Handelingen 2:47).

"De Here kent de zijnen" (2 Timoteüs 2:14). Door Christus komt de redding. Ook Hij bepaalt de voorwaarden.

Men moet in Christus geloven. "En Hij zeide tot hen: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven" (Johannes 8:23,24). "En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Marcus 16:15,16).

Men moet Christus belijden. "Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is" (Matteüs 10:32,33).

Men moet zich bekeren. "Terzelfder tijd kwamen enigen tot Hem met het bericht over de Galileeërs, wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebben ondergaan? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. Of meent gij, dat die achttien, op wie de toren bij Siloam viel en die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in Jeruzalem wonen? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen" (Lucas 13:1-5).

Men moet wedergeboren worden. "Er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Johannes 3:1-5).

Deze geboorte uit water en Geest vindt plaats bij de doop. "Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen" (Romeinen 6:1-4). "Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele dan ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt" (1 Korintiërs 12:12,13).

Men wordt gedoopt tot het lichaam van Christus. Of de plaatselijke gemeente nu groot is of klein, men beërft het koninkrijk, men is verzegeld door de Heilige Geest, men heeft hoop op eeuwig leven. Wat kan grootser zijn?

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).