Het gezantschap van Christus
Jezus zei: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op [de] aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld" (Matteüs 28:18-20).
Deze is één van de merkwaardigste teksten van gans de bijbel. Een Timmerman uit Galilea beweert alle macht te hebben in hemel en op aarde. Mogen wij dit geloven? Vanwaar heeft Hij die macht en waarom? Deze Timmerman geeft ook nog opdracht om alle volken tot Zijn volgelingen te maken en ze te leren onderhouden alles wat Hij bevolen heeft.
Op welk gezag berust het gezantschap van Christus? Wat ging vooraf aan deze merkwaardige verklaring? "Mij is gegeven alle macht." Van een gewone mens zouden wij dit nooit aannemen. Jezus was echter geen gewone mens en van Hem kunnen wij het wèl geloven wegens betrouwbare getuigenissen ter bevestiging van zijn macht en heerlijkheid.
Eerst hebben we het getuigenis van Johannes de Doper. Ongeveer drie jaar voor deze uitspraak, had Jezus voor het eerst als leraar in het openbaar opgetreden.
"En het geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazaret in Galilea verliet en Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen. En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen. En een stem [kwam] uit de hemelen: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen" (Marcus 1:9-11).
"En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is" (Johannes 1:32-34).
Er is echter een getuigenis veel groter dan dat van Johannes de Doper. Zoals wij net gelezen hebben: God zelf heeft van zijn Zoon getuigt!
Jezus zei: "Indien Ik getuig van Mijzelf, is mijn getuigenis niet waar; een ander is het, die van Mij getuigt, en Ik weet, dat het getuigenis, dat Hij van Mij aflegt, waar is. Gij hebt tot Johannes gezonden en hij heeft van de waarheid getuigd; maar Ik behoef het getuigenis van een mens niet, doch Ik zeg dit, opdat gij behouden wordt. Hij was de brandende en schijnende lamp en gij hebt u een tijdlang in zijn licht willen verheugen. Maar Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft. En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien, en zijn woord hebt gij niet blijvend in u, want die Hij gezonden heeft, gelooft gij niet. Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben" (Johannes 5:31-40).
Hieruit leren wij dat God op verschillende manieren van Jezus getuigde: door de Schriften van het Oude Verbond, door een stem uit de hemel en door de werken die Jezus verrichtte: Jezus stilde een storm, genas zieken, gaf blinden het gezicht, Hij heeft zelfs doden opgewekt.
"Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten" (Johannes 11:41-43).
Ook de apostelen getuigden van Zijn macht.
"En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderede voor hun ogen, en zijn klederen werden schitterend, hel wit, zoals geen voller op aarde ze kan maken. En hun verscheen Elia met Mozes en zij waren in gesprek met Jezus. En Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, laten wij drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een. Want hij wist niet, wat hij antwoorden moest, want zij waren zeer bevreesd. En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en er klonk een stem uit de wolk: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem. En opeens, rondkijkende, zagen zij niemand meer bij zich dan Jezus alleen" (Marcus 9:1-8).
Kort voor zijn dood heeft Petrus geschreven: "Maar ik zal mij beijveren, dat gij ook na mijn heengaan telkens weer aan deze dingen kunt denken. Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit. Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren. En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken" (2 Petrus 1:15-21).
Petrus was zelf ooggetuige van de macht en heerlijkheid van Jezus. Door de Schrift heeft hij, gedreven door Gods Geest, er ook voor gezorgd dat wij nu nog over de Christus de waarheid kunnen weten.
Over de macht en heerlijkheid van Jezus heeft de apostel Johannes het volgende geschreven: "Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens -- het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is -- hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij" (1 Johannes 1:1-4). Johannes was ooggetuige van de macht van Jezus en heeft zijn getuigenis in de Schrift opgeschreven.
In 1 Johannes 4:14 zegt hij: "En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld".
De macht van Jezus werd zelfs door het getuigenis van zijn vijanden bevestigd!
"Evenzo spotten de overpriesters samen met de schriftgeleerden en oudsten en zij zeiden: Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon" (Matteüs 27:41-43).
Door hun spot heen getuigden zijn vijanden dat Jezus er aanspraak op maakte Gods Zoon te zijn, dat Hij zijn vertrouwen op God stelde, en dat Hij anderen had gered!
Jezus heeft macht over de dood.
Voor de spotters was het feit dat Hij niet van het kruis afkwam, een bewijs dat Hij Gods Zoon niet kon zijn. Jezus had echter een veel krachtiger manier om te bewijzen dat Hij Gods Zoon was. Hij liet Zich wel kruisigen, en na drie dagen stond Hij op uit het graf!
Jezus hoefde niet te sterven. Al eerder had Hij gezegd: "Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen" (Johannes 10:17,18).
"Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. En zie, één van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af. Toen zeide Jezus tot hem: Breng uw zwaard weder op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden?" (Matteüs 26:50-54).
Door zijn opstanding uit de doden werd Jezus Christus verklaard Gods Zoon te zijn in kracht (Romeinen 1:4).
Van niemand anders zouden wij het geloven, maar van Jezus wel, wanneer Hij zegt: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op [de] aarde". De zending van Christus berust op het gezag van God.
Met welk doel heeft de Vader zijn Zoon naar deze aarde gezonden?
Jezus werd gezonden om ons te redden.
"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde" (Johannes 3:16,17).
Jezus werd gezonden als een verzoening voor onze zonden: "Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden" (1 Johannes 4:9,10).
"Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees -- God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest" (Romeinen 8:3,4).
Jezus werd gezonden om ons vrij te kopen: "Toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen" (Galaten 4:4,5).
Zoals Petrus aan Israël zei: "God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden" (Handelingen 3:26).
Jezus werd ook gezonden om Gods woord te verkondigen.
"Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij geeft de Geest niet met mate" (Johannes 3:34).
Jezus zei: "Indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage. Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet" (Johannes 12:47-49).
Jezus kwam als Redder, en om Gods woord bekend te maken. Om gered te zijn, moeten wij zijn woord gehoorzamen, want op basis daarvan worden wij geoordeeld.
"Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek. Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer zoekt van zijn zender, die is waar en er is geen onrecht in hem" (Johannes 7:16-18).
"Richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus, die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld" (Hebreeën 3:1). Het woord 'apostel' betekent 'gezondene'. Jezus is Gods Apostel, Gods Gezant naar deze aarde. God heeft zijn Zoon als Heiland gezonden. Hij heeft hem alle macht gegeven in hemel en op de aarde. Jezus heeft Gods woord verkondigd. Wie zijn woord aanneemt, wordt gered.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).