Hoereerders zal God oordelen

Moest u een schilderij van grote waarde bezitten -- bijvoorbeeld van vijfmiljoen frank -- hoe zou u het behandelen? Heel voorzichtig, neem ik aan, om te voorkomen dat het geschonden of gestolen zou worden. U stopt het niet zomaar in een kartonnen doos in de garage samen met wat vuile vodden.

Op werelds vlak is er niets van grotere waarde dan uw huwelijk (het huwelijk dat u al hebt, of het huwelijk dat u in het vooruitzicht hebt). Het is veel meer dan vijfmiljoen frank waard. Toch zijn er velen die heel onvoorzichtig daarmee omgaan.

Gods wetten i.v.m. seksualiteit en huwelijk zijn voor het welzijn van de mens. Omdat het huwelijk van zulk een grote waarde is, moet het ook ongeschonden bewaard worden, beveiligd tegen alle onreinheid.

Daarom lezen wij in de Schrift: "Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen" (Hebreeën 13:4).

God heeft de mens als man en vrouw geschapen. Het verlangen naar huwelijksgemeenschap is door God gegeven en het huwelijksbed is eervol en rein. Het huwelijksgenot is een gave Gods. Salomo zegt: "Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt" (Prediker 9:9). "Uw bron zij gezegend, verheug u over de vrouw uwer jeugd: een liefelijke hinde, een bekoorlijke ree; laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken, wees bestendig verrukt over haar liefkozingen" (Spreuken 5:18,19).

Het huwelijksbed wordt echter door hoererij en overspel bezoedeld. Daarom zal God hoereerders en echtbrekers oordelen.

Wat is hoererij?

PORNEIA is het Grieks woord dat hier als hoererij wordt vertaald. Andere mogelijke vertalingen zijn 'ontucht', 'onkuisheid' of 'onzedelijkheid'. Het is een aanduiding voor allerhande buitenechtelijke en onnatuurlijke geslachtsgemeenschap. Men vindt voorbeelden waar dit woord betrekking heeft op ontucht bij ongehuwden, overspel, polygamie, prostitutie, homoseksualiteit, incest, en sodomie.

In Bakers Theologisch Woordenboek vinden we deze definitie: "In beperkte zin duidt 'hoererij' vrijwillige geslachtsgemeenschap aan tussen een ongetrouwd persoon en iemand van het ander geslacht. In deze betekenis worden de hoereerders (PORNOI) onderscheiden van de overspeligen (MOICHOI) zoals in 1 Korintiërs 6:9" (blz. 228).

In beperkte zin dus heeft 'hoererij' betrekking op geslachtsgemeenschap onder ongehuwden. Bij 'overspel' worden de rechten van een huwelijkspartner geschonden.

Dezelfde definitie vindt men in 'Theologisch Woordenboek' door Dr. H. Brink: "In strikte betekenis duidt hoererij die bepaalde zonde van onkuisheid aan welke bedreven wordt tussen ongehuwde personen van verschillend geslacht (fornicatio, ontucht). Gaat het over de door vrouwen als beroep beoefende en geëxploiteerde hoererij, dan spreekt men eerder van prostitutie, en komt het minder in aanmerking of de personen al of niet gehuwd zijn" (Deel II, blz. 2266).

Het woord 'hoererij' (PORNEIA) wordt echter ook gebezigd in en meer algemene betekenis. Zoals Baker vervolgt: "In ruimere zin betekent PORNEIA onwettige samenleving van het ene zowel als het andere geslacht met een getrouwd persoon. In zijn ruimste betekenis duidt PORNEIA onzedelijkheid in het algemeen aan, of iedere soort van seksuele overtreding" (blz. 228).

Met betrekking tot dit ruimste gebruik van PORNEIA vindt men in het 'Theologisch Woordenboek van het Nieuwe Testament' onder redactie van G. Kittel: "Het Nieuwe Testament is gekenmerkt door de onvoorwaardelijke afwijzing van iedere buitenechtelijke of tegennatuurlijke geslachtsgemeenschap" (Deel VI, blz. 590).

Omdat alle vormen van hoererij schadelijk zijn voor de mens en voor het huwelijk worden zij in het Nieuwe Testament ten stelligste veroordeeld.

"Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt, en evenmin van onwelvoeglijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging. Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God" (Efeziërs 5:3-5).

"Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars -- hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood" (Openbaring 21:8).

"Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet" (Openbaring 22:15).

Wel kan men door Christus vergeving ontvangen indien men zich bekeert. Paulus schreef aan de Korintiërs: "Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgoden-dienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God" (1 Korintiërs 6:9-11).

Te Korinte werd hoererij door sommige christenen bedreven en dit werd zelfs door de anderen aanvaard. Misschien kwam dit voor wegens de mening onder de Grieken dat seksuele bevrediging iets heel gewoons was, zoals eten en drinken. Paulus heeft dit lichtzinnig idee weerlegd: "Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel, en God zal zowel het een als het ander teniet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, doch voor de Here, en de Here voor het lichaam" (1 Korintiërs 6:13).

"Vliedt de hoererij. Elke andere zonde, die een mens doet, gaat buiten zijn eigen lichaam om. Maar door hoererij bezondigt men zich aan zijn eigen lichaam" (1 Korintiërs 6:18).

Paulus heeft niet alleen de hoereerders maar ook de gemeente tot bekering geroepen omdat hoererij in haar midden werd geduld: "Inderdaad men spreekt van hoererij onder u, en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet (voorkomt), dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader. En gij zijt opgeblazen in plaats van u veeleer te bedroeven, en dus de bedrijver van die daad uit uw midden te verwijderen?" (1 Korintiërs 5:1,2).

Indien een christen deze zonde bedrijft en weigert zich te bekeren, moet hij uit de gemeente gezet worden. Dit geldt (1) om de persoon zelf te doen inzien dat hij zich moet bekeren en (2) om te voorkomen dat hij oneer aan Christus brengt.

Paulus verduidelijkt: "Ik schreef u reeds in mijn brief, dat gij niet moest omgaan met hoereerders; niet met de hoereerders uit deze wereld in het algemeen of met de geldgierigen en oplichters of afgodendienaars, want dan zou men wel uit de wereld moeten gaan. Nu evenwel schrijf ik u, dat gij niet moet omgaan met iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is; met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten" (1 Korintiërs 5:9-11).

Paulus verlangde dat deze zondaars zich zouden bekeren voor hij weer op bezoek kwam: "Ik vrees, dat, als ik weer kom, mijn God mij bij u verootmoedigen zal en dat ik zal hebben te treuren om velen van hen, die vroeger in de zonde geleefd hebben en nog niet tot berouw zijn gekomen over de onreinheid, hoererij en ontucht, die zij gepleegd hebben" (2 Korintiërs 12:21).

Aan de jonge man Timoteüs schreef Paulus: "Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart" (2 Timoteüs 2:22).

Een christelijk huwelijk dient in reinheid en eerbaarheid voorbereid en gesloten te worden. (De volgende tekst citeer ik uit de Petrus Canisius vertaling waar de betekenis duidelijker naar voren komt.) "Want dit is Gods wil, uw heiliging: dat gij u namelijk van ontucht onthoudt; dat ieder van u zijn eigen vrouw weet te verwerven in heiligheid en eerbaarheid, niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals de heidenen, die God niet kennen; dat niemand zich te buiten gaat, en in deze aangelegenheid zijn broeder bedriegt. Want de Heer is de Wreker van al deze dingen, zoals we het vroeger hebben gezegd en voortdurend betuigd. Want God heeft ons niet tot onreinheid geroepen, maar tot heiligheid" (1 Tessalonicenzen 4:3-7).

Het ideale huwelijk wordt als beeld gebruikt voor de verhouding tussen Christus en Zijn gemeente, zoals Paulus schreef: "Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen" (2 Korintiërs 11:2).

Alle gelovigen samen zijn de bruid van Christus. Voor Hem dienen wij ons rein te houden: "Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen" (Openbaring 19:7,8).

Het huwelijk is een schone schilderij dat veel meer waard is dan vijfmiljoen frank. Laten wij het huwelijk rein en ongeschonden bewaren, en ook bedenken dat het huwelijk met het Lam nog veel meer waard is.

"Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen" (Hebreeën 13:4).

Roy Davison

    De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).