Is Jezus nog mens?
"Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond" (Johannes 1:14). "Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen" (Hebreeën 2:17).
Sommigen menen dat Jezus na zijn opstanding geen mens meer is. Wat zegt de Schrift? "Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd te juister tijd" (1 Timoteüs 2:5,6). De mens, Christus Jezus, is nu Middelaar tussen God en mensen.
Christus' mens-zijn stelt Hem niet alleen in staat Middelaar te zijn, maar ook Rechter: "En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is" (Johannes 5:27). Daarom zegt Paulus dan ook: "God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken" (Handelingen 17:30,31). Op de grote dag worden wij door 'een man' geoordeeld.
Deze man werd uit de doden opgewekt, zoals Jezus had voorspeld: "En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun, zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de doden is opgewekt" (Matteüs 17:9) [Zie ook Matteüs 17:22,23; 20:18,19; Marcus 8:31; 9:9,31; 10:32-34; Lucas 9:22; 18:31-33; 24:7].
Het lichaam van Jezus werd opgewekt: "En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden; en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen. Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart? Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten? Zij reikten Hem een stuk van een gebakken vis toe. En Hij nam het en at het voor hun ogen" (Lucas 24:39,41-43).
Later getuigde Petrus: "Hem heeft God ten derden dage opgewekt en heeft gegeven, dat Hij verscheen, niet aan het gehele volk, doch aan de getuigen, die door God tevoren gekozen waren, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden was opgestaan; en Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden" (Handelingen 10:40-42).
Wij moeten uiteraard begrijpen dat het opstandingslichaam onvergankelijk is: "Zo is het ook met de opstanding der doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid. ... Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt" (1 Korintiërs 15:42,44). Maar dit verheerlijkt lichaam is van een mens: "Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen" (1 Korintiërs 15:45-49) [Vergelijken met 1 Johannes 3:1,2]. Na de opstanding zullen wij het beeld van de 'mens uit de hemel' dragen!
Na zijn hemelvaart wordt Jezus nog steeds Zoon des mensen genoemd: "Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods" (Lucas 22:69). Stefanus was getuige hiervan: "En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods" (Handelingen 7:56).
Ook bij zijn wederkomst is Hij mens: "Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden" (Matteüs 16:27) [Zie ook Matteüs 13:41; 24:27,30,37,39,44; 25:31; 26:64; Marcus 8:39; 13:26; 14:62; Lucas 9:26; 12:8,40; 17:24,26,30; 18:8; 21:27,36; Openbaring 14:14].
In de 'wedergeboorte' is Jezus Zoon des mensen: "Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten" (Matteüs 19:28).
Nadat dit heelal is vergaan (2 Petrus 3:10-13) wordt de nieuwe aarde als volgt beschreven: "Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn" (Openbaring 21:3).
Welk een voorrecht mens te zijn en Jezus als broer te hebben! "Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen" (Hebreeën 2:5) [Lees Hebreeën 2:5-18].
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).