God schept nieuwe hemelen en een nieuwe aarde

Op een avond in 1963 stond ik op een viaduct in de beurt van Los Angeles en keek naar honderden wagens die voorbij raasden. Ik dacht bij mijzelf: “Door al de verbrandingsgazen die wij in het atmosfeer uitstoten, wordt het klimaat in de hele wereld beïnvloed.”

Nu in 2007 horen we veel over luchtvervuiling en globale opwarming. Ons huidig verbruik van niet-vernieuwbare grondstoffen is niet houdbaar. Alle pogingen om koolstofemissies te verminderen en energie te besparen ten spijt, zal de vervuiling van het milieu toch maar blijven toenemen. Velen zullen lijden en sterven wegens stijgende zeeën, dijkbreuken en extreme weersomstandigheden.

Draag uw steentje bij om het milieu te beschermen, maar wees niet al te bezorgd over deze oude aarde want God heeft ons een nieuwe beloofd waar er geen vervuiling meer zal zijn: “Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap. En Ik zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuw”
(Jesaja 65:17 t/m 19).

Ongeveer 700 jaar voor Christus heeft God deze belofte gegeven. Hoewel als straf voor zonde Jeruzalem door de Babyloniërs vernietigd zou worden, beloofde God een nieuwe Jeruzalem te scheppen waar gerechtigheid woont. Dit nieuwe Jeruzalem zou op een nieuwe aarde en in een nieuw uitspansel zijn.

Gedurende 70 jaar lag Jeruzalem in puin. Toen werd de tempel herbouwd.

Maar in 70 na Christus werden Jeruzalem en de tempel nogmaals vernietigd. Voor welke zonde werd Israël toen gestraft? Tweeduizend jaren zijn voorbijgegaan en de tempel is niet herbouwd. De voorspelling van Daniël is uitgekomen: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is” (Daniël 9:24 t/m 27).

De Christus is gekomen. De Allerheiligste werd gezalfd. De Messias heeft de ongerechtigheid verzoend (vers 24). De stad en het heiligdom werden vernietigd en de slachtoffers zijn stopgezet (vergelijk de verzen 26 en 27 met Matteüs 24:15).

God deed dierlijke offers ophouden omdat ze niet meer relevant zijn. De Messias, het ware offer, is gekomen om verzoening voor de ongerechtigheid te doen. Johannes de Doper, toen hij Jezus zag, verklaarde: “Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29, 36).

Nu zijn meer dan 2000 jaren voorbijgegaan. Het geluid van geween en geschreeuw hoort men nog steeds in Jeruzalem. Het woord 'Jeruzalem' betekent 'Stad van de Vrede'. Hoeveel vrede is er nu in Jeruzalem?

Gods belofte om een Jeruzalem te scheppen waar geween en geschreeuw nooit worden gehoord, blijft van kracht, en de apostel Johannes heeft dit nieuwe Jeruzalem in een gezicht zien: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openbaring 21:1 t/m 7).

Wat gebeurt er met deze aarde? Jezus zei: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan” (Matteüs 24:35). In het gezicht van Johannes waren de eerste hemel en de eerste aarde voorbijgegaan (Openbaring 21:1).

In de Schrift lezen wij over drie perioden in het milieu van de mens.

De eerste overgang gebeurde bij de zondeval. God zei aan Adam: “De aardbodem [is] om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten” (Genesis 3:17 t/m 19).

Wij weten weinig over de aard van deze vervloeking of over de toestand op aarde vóór de zondeval. Over de komende wedergeboorte van de schepping zegt Paulus: “Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods” (Romeinen 8:20, 21).

De tweede grote verandering van het milieu gebeurde ten tijde van de zondvloed. Voordien werden mensen honderden jaren oud. Maar God verminderde de levensjaren van de mens tot 120 (Genesis 6:3). Later werden die nogmaals verminderd tot 70 of 80 (Psalm 90:10).

Weinig over de toestanden op aarde vóór de zondvloed is geopenbaard, maar een wereldomvattende overstroming zou toch veel verwoesting veroorzaken.

Dus, God schiep levensvormen zonder tal, “de aarde is vol van uw schepselen” (Psalm 104:24 t/m 26). Ten tijde van de zondeval was er een degeneratie, en een andere ten tijde van de zondvloed.

Deze twee degeneraties kunnen een verklaring geven voor de enorme hoeveelheden koolstof die in fossiele vorm opgesloten is, iets dat uitsluitend door cataclysme kon gebeuren. Deze degeneraties verklaren ook waarom zo vele levensvormen nu uitgestorven zijn.

Het verkoolde organisch materiaal, dat nu onder de grond is, getuigt dat de aarde ooit bedekt was met een onvoorstelbaar grote hoeveelheid vegetatie die opeens door een catastrofe bedolven werd. De fossielen getuigen dat miljoenen levensvormen niet meer bestaan.

De evolutie doet zijn werk niet. Waar zijn de mensen die 900 jaar worden? Hoe velen worden nog 120? In verband met de veranderingen ten tijd van de zondvloed lezen wij: “De reuzen waren in die dagen op de aarde” (Genesis 6:4). Waar zijn de dinosaurussen? Waar zijn de harige mammoeten die nog goed-bewaard gevonden kunnen worden, bevroren in de noordelijke permafrost? Miljoenen soorten zijn uitgestorven en sommige wetenschappers voorspellen dat tussen 25% en 50% van de soorten die nu bestaan, binnen vijftig jaren uitgestorven zullen zijn!

De evolutie doet het niet, en er is geen bewijs dat die het ooit heeft gedaan. De feiten spreken de theorie van evolutie tegen. Het aantal levensvormen blijft verminderen en er is historisch bewijs, ook van bronnen buiten de Schrift, voor de devolutie van de mens. Babylonische verslagen spreken ook van een tijd toen de mensen duizend jaar oud werden.

De hele schepping is inderdaad aan de vergankelijkheid onderworpen (Romeinen 8:20, 21).

Ook Petrus zegt wat met deze aarde zal gebeuren. Sprekende over sceptici die de voorspellingen van de Schrift in twijfel trekken, zegt hij: “Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen” (2 Petrus 3:5 t/m 7).

“Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden” (2 Petrus 3:10).

Al dit verval, uitsterving en vervuiling kan voor ongelovigen deprimerend zijn. Maar Petrus, na de vernietiging van het heelal voorspeld te hebben, spreekt over Gods belofte van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde: “Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:11 t/m 13).

Indien u nog geen christen bent, geloof in de Messias die gekomen is om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en eeuwige gerechtigheid te brengen (Daniël 9:24). Belijd uw geloof (Romeinen 10:9, 10), bekeer u en laat u dopen tot vergeving van uw zonden (Handelingen 2:38). Indien u een halfhartige christen bent, dient u zich ook te bekeren. Alleen door trouwe toewijding aan Christus kunnen wij een gelukkige thuiskomst verwachten op de nieuwe aarde die God belooft heeft.

Al is deze schepping aan de vergankelijkheid onderworpen, zien wij daarin ontzagwekkende taferelen van schoonheid. Toen wij onlangs naar huis reden, laaide de hemel met een prachtig zonsondergang. Rita en ik bleven vijf of tien minuten langs de weg staan om de langzaam veranderende panorama van levendige kleuren te bewonderen. Gezien de schoonheid van deze schepping, die op Gods tijd zal wegsmelten, kunnen wij vol verlangen uitzien naar de grotere heerlijkheid van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde.

Laten wij ons verheugen in de belofte Gods: “Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep” (Jesaja 65:17, 18).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).