De samenkomsten van de eerste christenen

Volgens Hebreeën 10:24 en 25 hielden de eerste christenen geregelde samenkomsten. "En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer naarmate gij de dag ziet naderen". De eerste christenen hadden een eigen bijeenkomst. Van hen werd verwacht dat ze daaraan deel zouden nemen. Wie dit niet deed, kwam tekort in zijn liefde voor zijn medegelovigen.

Jezus had ook gezegd: "Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden" (Matteüs 18:20). Toen de eerste christenen samenkwamen, was dat niet alleen om elkaar te ontmoeten. Christus had beloofd dat ook Hij op een bijzondere wijze aanwezig zou zijn.

De eerste christenen vergaderden om aan de maaltijd des Heren deel te nemen. Dit vernemen wij uit 1 Korintiërs 11:17 t/m 34. De gemeente te Korinte beging zware fouten bij het eten van de maaltijd des Heren, zodanig zelfs dat Paulus zegt: "Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken?" (20 t/m 22). Ze hadden de maaltijd des Heren tot een gewone maaltijd verlaagd. Paulus zegt dat hun gewone maaltijden thuis genomen moesten worden en niet in de samenkomsten van de gemeente. Uit de woorden "Wanneer gij dan bijeenkomt" blijkt dat de eerste christenen aan de tafel des Heren deelnamen bij hun gewone bijeenkomst, en niet slechts enkele keren per jaar of ééns per jaar zoals bij vele kerken nu.

Het eerste doel van hun bijeenkomst was het eten van de maaltijd des Heren: "Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt" (de verzen 33 en 34).

De maaltijd des Heren wordt in de Schrift ook aangeduid als "het breken van het brood". Volgens Handelingen 2:42 bleven de eerste gelovigen volharden "bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden".

Beschrijvingen van de maaltijd des Heren vindt men in Matteüs 26:26 t/m 28, Marcus 14:22 t/m 25, Lucas 22:19 en 20 en 1 Korintiërs 11:23 t/m 26.

Wij hebben al vernomen dat de eerste christenen bij hun gewone samenkomsten aan de maaltijd des Heren deelnamen. Maar op welke dag kwamen ze hiervoor bijeen? Antwoord hierop vinden we in Handelingen 20:7. "En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht." Het doel van de vergadering was "om brood te breken". Dit kan geen gewone maaltijd zijn, want volgens Paulus in 1 Korintiërs 11 mag dat niet: "Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken?" (vers 22) en "Heeft iemand honger, laat hij thuis eten" (vers 34). Het eten van de maaltijd des Heren was het hoofddoel van de christelijke samenkomst op de eerste dag van de week.

Sommigen beweren dat Nisan 14 (de dag van het Joodse Pascha) dat jaar op de eerste dag van de week viel, en dat ze daarom op die dag samengekomen waren om brood te breken. Volgens het voorgaande vers echter, was het Pascha al voorbij: "Maar wij voeren na de dagen der ongezuurde broden van Filippi af en kwamen binnen vijf dagen bij hen te Troas aan, waar wij zeven dagen doorbrachten" (vers 6). De dagen der ongezuurde broden zijn de zeven dagen na het Pascha. Daarop volgden vijf dagen reizen, en nog daarna zeven dagen verblijf te Troas. Op die eerste dag van de week, toen ze samenkwamen om brood te breken, was Nisan 14 al lang voorbij.

Anderen beweren dat ze eigenlijk samenkwamen om Paulus te horen en dat ze slechts toevallig ook het brood braken. Dit is gewoon schriftverdraaiing, want er staat dat ze samengekomen waren om brood te breken.

Nergens in de Schrift is er aanwijzing dat de eerste christenen op enige andere dag samenkwamen om de maaltijd des Heren te eten. Gelovigen, die Gods woord willen volgen, zullen ook nu in het onderwijs der apostelen blijven volharden, en op de eerste dag van de week samenkomen om brood te breken.

Ook uit 1 Korintiërs 16, de verzen 1 en 2, vernemen we dat de eerste dag van de week een bijzondere betekenis voor de eerste christenen had. "Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook u zoals ik verordend heb aan de gemeenten van Galatië. Laat ieder van u op [de] eerste [dag] van [de] week bij zichzelf [iets] terzijde leggen en opsparen naardat hij welvaart heeft, opdat de inzamelingen niet pas gebeuren wanneer ik kom" [Medema].

De eerste dag van de week was van grote betekenis voor de eerste gelovigen omdat Christus op die dag uit de dood verrees (Marcus 16:9). Hij verscheen aan de discipelen toen ze op de eerste dag van de week vergaderd waren (Johannes 20:19). Acht dagen later verscheen Hij nog eens aan hen terwijl ze samen waren (Johannes 20:26). Dit was eveneens op de eerste dag van de week, want bij een optelling van dagen, telden de Joden heden mee. De oorspronkelijke christenen vergaderden op de eerste dag van de week om brood te breken ter nagedachtenis aan Christus, en op de eerste dag van de week legden zij naar vermogen iets weg.

'Getuigen van Jehovah' leren dat de maaltijd des Heren eens per jaar, en wel op Nisan 14, gevierd moet worden. Maar om die bewering te handhaven, moeten ze de teksten over de eerste dag van de week zodanig verdraaien dat ze geen betekenis meer hebben. Bovendien kunnen ze nergens in de Schrift een voorbeeld vinden van het vieren van de maaltijd des Heren op Nisan 14.

Andere sekten leren dat de eerste dag van de week helemaal geen betekenis voor christenen heeft, maar dat zij de sabbat moeten houden. Ook zij worden genoodzaakt de teksten over de eerste dag van de week als van geen betekenis te beschouwen. Vervolgens proberen ze op basis van de tien geboden het sabbatgebod op te leggen. Maar Paulus zegt in 2 Korintiërs 3:7 t/m 11 dat de tien geboden een bediening des doods zijn, die moest verdwijnen om plaats voor een beter verbond te maken. In Kolossenzen 2:8 t/m 19 leest men dat de sabbat slechts een schaduw was, die werd weggedaan en aan het kruis genageld, samen met de overige feesten van het oude verbond. Vers acht waarschuwt: "Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen". En in 16 en 17 lezen we: "Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is".

Bepaalde kerken geven toe dat de eerste christenen op de eerste dag van de week samenkwamen om brood te breken. Maar zij vinden het onnodig dat nu te doen. Gewoonlijk is hun houding eveneens 'ruim' i.v.m. vele andere bijbelse leerstellingen. Volgelingen van Christus mogen echter de vermaning van Judas, in de verzen 3 en 4, niet vergeten: "tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Want er zijn zekere mensen binnengeslopen -- reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven -- goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen". Gods genade betekent niet dat wij Zijn woord mogen verwaarlozen, zoals uit geestelijke losbandigheid in vele kerken wordt gedaan.

Wie bij het oorspronkelijk geloof wil blijven, zal ook nu op de eerste dag van de week met andere gelovigen samenkomen om aan de maaltijd des Heren deel te nemen.

Uit de teksten die wij al besproken hebben, leren wij dat de eerste christenen in hun samenkomsten op de eerste dag van de week de maaltijd des Heren aten, en dat ze op deze dag ook een inzameling hielden. In Handelingen 20:7 vernemen wij ook dat het woord Gods in de vergadering werd verkondigd. Volgens Handelingen 2:42 bleven zij ook volharden in het gebed. Het gebed is eveneens een belangrijk aspect van de christelijke aanbidding.

Verder kunnen we in Efeziërs 5:19 lezen: "en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte". Lofliederen werden ook gezongen toen zij bij elkaar waren. Bij de eerste christenen was er geen sprake van instrumentale begeleiding. Muziekinstrumenten werden pas in latere eeuwen ingevoerd door wereldse mensen om het volk te behagen. Indien christenen volgens de Schrift aanbidden, wordt hun aanbidding door God aanvaard. Wanneer zij echter naar eigen goeddunken andere dingen er aan toevoegen, is God daarmee niet gediend. Aanbidding volgens leerstellingen van mensen is waardeloos (Matteüs 15:1 t/m 19).

De eerste christenen vergaderden op de eerste dag van de week om brood te breken. Een inzameling werd gehouden. Men luisterde naar het woord. Ter ere van God werd er gebeden en gezongen. Ook in onze tijd doen ware volgelingen van Christus evenzo.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).