Het Vlees is Zwak

Ik weet wat jouw grootste probleem is! Dit weet ik doordat het ook mijn grootste probleem is. Het is trouwens het grootste probleem van iedereen.

Van Petrus was het ook het grootste probleem. Jezus zei tegen hem: “Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak” (Matteüs 26:41).

Het vlees is zwak. Dat is ons grootste probleem! Daarom moeten wij bidden om verleidingen te weerstaan.

Hier verwijst “vlees” naar de gammele, fysische kant van ons bestaan met verlangens, gevoelens en angsten die een gemakkelijke prooi voor de zonde zijn. God heeft Israël dikwijls vergeven omdat “Hij gedacht, dat zij vlees waren” (Psalm 78:39).


Ons vlees is niet vanzelf slecht.

“Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Johannes 1:14). Na Zijn opstanding zei Jezus: “Betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb” (Lucas 24:39). God heeft Zich in het vlees geopenbaard (1 Timoteüs 3:16).

Het probleem is dat ons vlees sterke verlangens heeft.


Menselijke verlangens verleiden ons tot zonde.

De mens werd met sterke verlangens geschapen, verlangens die voor het leven noodzakelijk zijn. Wij hebben lichamelijke behoeften aan eten, water en onderdak. Wij hebben sociale behoeften aan vriendschap, goedkeuring en seksuele voltooiing. Deze door God gegeven behoeften worden door verlangens ondersteund.

God heeft de mens ook de verantwoordelijkheid gegeven zijn verlangens te beheersen, die waar nodig in toom te houden, en op een rechtvaardige en morele wijze te bevredigen. Verantwoordelijkheid brengt keuzevrijheid met zich mee, wat betekent dat juiste of verkeerde keuzen kunnen gemaakt worden door iedereen die verantwoordelijkheid wordt gegeven.

In Eden had Eva geen gebrek aan voedsel, maar zij heeft gekozen de verboden vrucht te eten toen zij “zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden” (Genesis 3:6). Wat dat derde punt betreft, heeft zij gekozen een slang te geloven i.p.v. God. Adam heeft gekozen naar Eva te luisteren i.p.v. God. Eva probeerde de slang de schuld te geven. Adam probeerde God de schuld te geven omdat Hij Eva aan hem had gegeven. Maar in werkelijkheid waren Eva en Adam verantwoordelijk voor hun eigen zondige keuzen en de gevolgen.

Hun eerste kind, Kaïn, heeft ook zondige keuzen gemaakt. “Hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig” (1 Johannes 3:12). Abel was de eerste profeet en de eerste martelaar (Lucas 11:50, 51). “Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was” (Hebreeën 11:4).

Toen God het offer van Kaïn niet aanvaardde omdat zijn daden slecht waren, en het offer van Abel wel aanvaardde omdat hij rechtvaardig was, “werd Kaïn zeer toornig” (Genesis 4:5). God vroeg Kaïn, “Waarom zijt gij toornig en waarom is uw gelaat betrokken? Moogt gij het niet opheffen, indien gij goed handelt? Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen” (Genesis 4:6, 7). God beloofde Kaïn te aanvaarden indien hij deed wat juist was, en waarschuwde hem om over zijn zondige verlangens te heersen. In de plaats daarvan vermoordde Kaïn zijn broer.

“Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort” (Jacobus 1:13 t/m 15).


We moeten streven om het goede te doen al is ons vlees zwak.

Jezus stelde de gewillige geest van Petrus op prijs, al wist Hij dat hij Hem zou verloochenen: “Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken” (Lucas 22:31, 32).

De geest is belangrijker dan het vlees. Jezus zei: “De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut” (Johannes 6:63).

De verlangens van ons vlees hebben uitsluitend met dingen te maken die zullen voorbijgaan. God heeft een heilsmiddel geschonken, voor wie God liefheeft en Zijn wil doet.

“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15 t/m 17).


De wet kon niet redden “omdat zij zwak was door het vlees” (Romeinen 8:3).

“Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen” (Romeinen 7:5).

Zelfs wie wenst het goede te doen, haalt het lang niet: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23).

Paulus verklaarde: “Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter been vlees, verkocht onder de zonde. Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik” (Romeinen 7:14, 15). Paulus bespreekt onze hopeloze toestand wegens de zwakheid van ons vlees.

“Zo vind ik dan deze regel:” Paulus vervolgt, “als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde” (Romeinen 7:21 t/m 26).


Alleen Christus kan ons uit de zwakheid van ons vlees redden.

Door Jezus Christus kunnen wij, Gode zij dank, verlost worden van de straf voor onze zonden. “Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, _ trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns” (Efeziërs 2:1 t/m 3).

“De kinderen der ongehoorzaamheid” bevredigen de verlangens van hun vlees met weinig aandacht voor wat goed en kwaad is. Zij worden “kinderen des toorns” genoemd omdat hun gedrag God toornig maakt. Tenzij zij zich bekeren, worden zij in de hel gestraft, “het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is” (Matteüs 25:41). De hel werd voor de duivel bereid, maar wanneer mensen in opstand tegen God komen, zoals de duivel, is het noch onrechtvaardig noch onredelijk dat zij de straf van de duivel moeten delen.

Sommigen hebben God lief, wensen te doen wat goed is, en proberen te doen wat goed is, maar wegens de zwakheid van hun vlees tekort komen. God heeft Zijn Zoon gezonden om de straf voor hun zonden op Zich te nemen opdat zij vergeven kunnen worden indien zij hun vertrouwen in Hem stellen.


Gelovigen moeten Christus aandoen om behouden te worden.

“Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt” (Romeinen 13:14).

Hoe kunnen wij Christus aandoen en wat betekent dit? Paulus legde uit: “Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed” (Galaten 3:27). Een gelovige, die zich van zijn zonden heeft bekeert, krijgt door de doop de toegang tot de offerdood van Christus. “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen” (Romeinen 6:3, 4).

“Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” (Galaten 5:24).


In Christus wandelen wij naar de Geest i.p.v. naar het vlees.

In Christus zijn wij een nieuwe schepping. Wij hebben een geestelijke perspectief: “Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer. Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Korintiërs 5:16, 17).

Dit nieuw leven in Christus betekent dat wij niet meer naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Onze wandel is hoe wij ons gewoonlijk gedragen. “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees _ God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest” (Romeinen 8:1 t/m 4).

Naar de Geest wandelen betekent dat wij ons richten op de dingen van de Geest: “Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest” (Romeinen 8:5). De gezindheid van de Geest hebben, betekent dat onze denkwijze door Gods Geest wordt geleid.

Paulus verklaart: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij” (Kolossenzen 3:1 t/m 5).


Onze gezindheid is een kwestie van leven en dood.

“Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen” (Romeinen 8:6 t/m 8). “Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten” (Galaten 6:7, 8).

“Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont. Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Romeinen 8:9 t/m 14).


Het vlees moeten wij kruisigen.

“Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” (Galaten 5:24).

De redding uit genade betekent niet dat wij aan de begeerten van het vlees mogen toegeven. “Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” (Romeinen 6:1, 2).

Paulus schreef, “Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden” (1 Korintiërs 9:27).

“Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees” (Galaten 5:13). “Wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees _ want deze staan tegenover elkander _ zodat gij niet doet wat gij maar wenst” (Galaten 5:16, 17).

Wat betekent het om naar het vlees te wandelen? “Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven” (Galaten 5:19 t/m 21).

En wat betekent het om naar de Geest te wandelen? “Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zodanige mensen is de wet niet. Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden” (Galaten 5:22 t/m 25).


Verleidingen moeten wij weerstaan en vermijden.

Tegen de vele onvermijdelijke verleidingen in het leven moeten wij weerstand bieden. “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt” (1 Korintiërs 10:13).

Zo veel mogelijk moeten wij de verleidingen uit de weg gaan. Welke waarde heeft het gebed, “Leid ons niet in verzoeking,” indien wij gaan waar wij verzocht zullen worden? Iemand die een probleem met de drank heeft, moet niet op café gaan, of iemand bezoeken die hij weet hem zal proberen te doen drinken. Jonge mensen die uitgaan moeten situaties vermijden waar zij misschien verleid zouden worden om ontucht te plegen. Wij moeten mensen vermijden die proberen ons te overhalen verkeerde dingen te doen.

Paulus waarschuwt, “Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden” (1 Korintiërs 15:33). Dit geldt eveneens voor slechte omgang via sociale media.

“Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige? Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine. En Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige. Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods” (2 Korintiërs 6:14 t/m 7:1).


Wat hebben wij geleerd?
- Menselijke verlangens verleiden ons tot zonde.
- We moeten streven om het goede te doen al is ons vlees zwak.
- De wet kon niet redden omdat zij zwak was door het vlees.
- Alleen Christus kan ons uit de zwakheid van ons vlees redden.
- Gelovigen moeten Christus aandoen om behouden te worden.
- In Christus wandelen wij naar de Geest i.p.v. naar het vlees.
- Onze gezindheid is bepalend voor leven en dood.
- Het vlees met zijn hartstochten en begeerten moeten wij kruisigen.
- Verleidingen moeten wij weerstaan en vermijden, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods. Amen.

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).