 
 
 
  De apostel Johannes schreef: "De Geest was er nog niet, omdat Jezus nog 
niet verheerlijkt was" (Joh. 7:39). Tijdens Zijn aardse loopbaan zag Jezus steeds uit 
naar deze verheerlijking (Joh. 12:23; 13:31-32; 17:10). Hij zou van zijn volgelingen eerst 
weggenomen moeten worden voor Hij de Geest kon zenden (Joh. 
16:7).
 
  Het is van belang bij het verstaan van de heilige Schrift te onthouden dat 
het Nieuwe Testament de openbaring en de verklaring van het heil bevat. Voordien 
was de Geest nog niet gekomen. Door de apostelen zouden de verborgenheden Gods 
geopenbaard worden onder leiding van de Heilige Geest (Ef. 3:3-10; Rom. 16:24-
26; Kol. 1:25-28; Hebr. 1:1).
 
  Christus is gestorven en begraven. Na drie dagen is Hij opgewekt. Tijdens 
veertig dagen verscheen Hij aan zijn volgelingen. Toen is Hij naar Zijn Vader 
teruggegaan.
 
  Na de hemelvaart wachtten de apostelen op de belofte van de Vader, nl. de doop met de Heilige Geest, die Jezus beloofd had. Daardoor zouden zij kracht 
ontvangen om getuigen van Christus te zijn tot het uiterste der aarde (Hand. 
1:4-8).
 
  Het ogenblik is aangebroken. Op Pinksteren, een zondag, wordt deze belofte 
werkelijkheid. De Geest wordt op alle vlees uitgestort (Hand. 2:17). Petrus legt 
het gebeuren als volgt uit: "Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen 
getuigen zijn. Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des 
Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij 
en ziet en hoort" (Hand. 2:32,33). "De God onzer vaderen, heeft zijn knecht 
Jezus verheerlijkt" (Hand. 3:13).
 
  Het einde der tijden is gekomen, de laatste dagen vangen aan (Hand. 2:17; 
1 Petr. 1:20). Gods Koninkrijk is met kracht gekomen (Marcus 9:1; Hand. 1:8; 
2:30-36; Openb. 1:5,6; 12:10). De dag des heils breekt aan (2 Kor. 6:2b; Hebr. 
4:7).
 
  Deze heilsboodschap, geopenbaard en verkondigd door de apostelen en profeten, werd door God Zelf bevestigd. Hij heeft medegetuigd door grote tekenen en 
wonderen (Marcus 16:20; Hebr. 2:1-4). Gods wil werd door de apostelen 
bekendgemaakt (Ef. 1:8,9).
 
  Deze gave is kenmerkend voor de apostelen en voor hen die deze gave door 
handoplegging van de apostelen verkregen. Uit 1 Kor. 12:28 vernemen wij dat deze 
bedienende en leidende gave werd toebedeeld via de apostelen en door hen zich 
uitstrekte naar anderen in de jonge gemeente: "En God heeft sommigen aangesteld 
in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, 
verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te 
besturen, en verscheidenheid van tongen".
 
  Door deze Geestesbediening zijn later de geschriften van het Nieuwe Testament 
ontstaan (Rom. 16:25,26). De apostelen en profeten, samen met Christus als 
hoeksteen, vormen het fundament van de gemeente (Ef. 2:20; Openb. 21:14). Aan 
hen werden de verborgenheden Gods geopenbaard, zodat de woorden in de heilige 
Schrift nog steeds de bron zijn van wat de Geest zegt (Joh. 20:30,31; 2 Petr. 
1:12-21; Ef. 3:4,5,8,9). Lees ook Gal. 1:11,12,15,16; 2:8,9. Deze heilsboodschap 
is de heiligen eens voor altijd overgeleverd (Judas 3). Niets mag eraan 
toegevoegd of daarvan afgedaan worden (1 Kor. 4:6; Gal. 1:8,9; Openb. 22:18,19).
 
  Door de heilige Schrift zijn de apostelen nu nog de bedienaars van Gods Woord 
(1 Kor. 2:13; 2 Kor. 3:5,6; 4:1,2,6). Hieruit volgt dat de Heilige Geest daar 
zal zijn waar het Woord van deze apostelen als fundament gepredikt en gelooft 
is.
 
  Na de uitstorting van de Heilige Geest bij de openbaring en bevestiging van 
het Nieuwe Verbond is de bediening des Geestes van kracht geworden (2 Kor. 3:7-18). 
Geloof komt door het horen van het Woord van Christus (Rom. 10:17), zodat 
Jezus en zijn apostelen het fundament blijven waarop gebouwd is. Zowel gisteren, 
heden en in de toekomst is dit het Woord der prediking, de rechte weg der 
waarheid naar het eeuwig leven.
 
  Met de uitstorting van de Heilige Geest vangt het openbaar worden van de 
gemeente Gods aan, waardoor de beloften aan Abraham vervuld worden in Christus, 
die de hoop der heerlijkheid is (Kol. 1:27; 2:2,3).
 
  De gemeente is nu "verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een 
onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich 
verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid" (EF. 1:14).
 
Tony Geens 
Deel 6: De uitstorting van de Heilige Geest
