Wat betekent het om een kind van God te zijn?
Inleiding
- Ik ben een beetje kinderlijk. Dat blijkt een goede eigenschap te zijn! :-)
- Relevantie: Mat. 18:1-4: De discipelen kwamen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk der hemelen? En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden, en zeide: Voorwaar, ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen. In vers 5 lezen we nog: En een ieder, die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. Jezus identificeert Zich met kinderen!
Als je geen kind van God bent, wat ben je dan?
- Kind van de duivel, de ongehoorzaamheid, de toorn. Ef. 2:1-3: Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht (d.i. de duivel), van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns. In Joh. 8:30-59 is Jezus in gesprek met Joden en hij zegt in vers 44: Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoordenaar van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen. Mat. 13:39: Het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; 1 Joh. 3:10: Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft.
- Kind van de nacht. Zie 1 Thes. 5:5 hieronder.
- Kind van het vlees. Rom. 9:8: ... Niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods ...
Iedereen is ofwel kind van God ofwel kind van de duivel. Een tussenweg is er niet.
Gevolgen van kind van God zijn
- God is onze Vader.
Wij zijn kinderen van de Allerhoogste (Lukas 6:35, zie verderop). We hebben een Vader!
Hoe is deze Vader?
- Hij heeft ons lief. 1 Joh. 4:10-11: Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. Joh. 3:16: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
- Hij is goed zelfs tegenover kwade mensen. Lukas 6:35 (zie ook verderop): ... Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen.
- Hij tuchtigt ons. Hebr. 12:5-7: Gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: "Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt" (vgl. Spr. 3:11-12). Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? 11: Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. Psalm 94:12: Welzalig de man die Gij kastijdt, Here, die Gij onderwijst uit uw wet.
- Hij is machtig. Hij heeft alles gemaakt, Hij is Heer van hemel en aarde. En Hij is werkzaam in ons! Ef. 3:20: Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, ... Hij geeft ons kracht. Phil. 4:13: Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft.
- Hij heeft autoriteit. Wat Hij zegt is waar en zal gebeuren. Titus 1:2: ... in de hoop des eeuwigen levens, dat God, die niet liegt, vóór eeuwige tijden beloofd heeft.
- God kan onze zonden wegnemen. Jer. 31:34: ... Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. Dat is nogal kras. Wij doen iets fout en Iemand anders draait er voor op.
- God heeft ons uitgekozen. Ef. 1:4-5: Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil.
- Wij zijn broers en zussen van Christus en van elkaar.
- Ef. 2:18-19: Door Hem (Christus) hebben wij beiden in één geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.
De heiligen, dat zijn de kinderen van God.- 1 Cor. 12:27: Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden. 20-21: Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam. En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig. 26: Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.
- Wij hebben een belofte van behoudenis.
- 1 Thes. 5:5-11: Gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. Want die slapen, slapen des nachts en die zich bedrinken, zijn des nachts dronken, maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid; want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet.
- Lukas vereenzelvigt kinderen van de opstanding en kinderen van God. Lukas 20:36: ... Zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn.
- Erfgenamen: Rom. 8:13-15: Indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Abba is Aramees voor 'vader'. Dit is een expressie van een intieme relatie tot God. 16-17: Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.
- Hoe gedragen kinderen van God zich?
In het algemeen: Kinderen van God proberen er achter te komen wat de wil is van God, hun Vader, en daarnaar te handelen. Ef. 5:1 (zie ook hierboven): Weest dan navolgers Gods. 10: Toetst wat de Here welbehaaglijk is. 17: ... Tracht te verstaan, wat de wil des Heren is.
- Ze hebben lief. Ef. 5:1-2: Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk. 1 Joh. 3:18: Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid.
- Ze begeren niet. 1 Joh. 2:15-16: Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig (hoogmoedig, trots) leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.
- Ze zijn wakker, nuchter; ze vermanen elkaar en bouwen elkaar op. Zie 1 Thes. 5:5-11 hierboven.
- Ze zijn barmhartig, ze oordelen niet, ze lenen zonder terug te verwachten. Lukas 6:35: Hebt uw vijanden lief, en doet hun goed en leent zonder op vergelding te hopen, en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen.
- Ze zijn vol van goedheid, gerechtigheid en waarheid. Ef. 5:8-9: Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, - want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid.
- Ze zeuren niet. Fil. 2:14-15: Doet alles zonder morren of bedenkingen, opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld.
- Ze stichten vrede. Mat. 5:9: Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.
- Ze vertellen het goede nieuws verder. 1 Pet. 3:15: Heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is. 2 Cor. 5:20-21 (Paulus aan de Korintiërs): Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.
- Zij worden geleid door de Geest van God. Rom. 8:14 (zie ook hierboven): Allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.
Conclusie
Als kind van God probeer je zo goed mogelijk de wil te doen van God, je Vader. Daar krijg je een liefhebbende Vader voor terug, en liefhebbende broers en zussen (dat zijn jullie!). En een plekje in de hemel.
Paul Rambags, april 2000
Met dank aan Scott Raab. Zijn lessen over dit onderwerp heb ik als bron gebruikt.
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG Vertaling, Nederlands Bijbelgenootschap, 1990.