Wat leert de Heilige Schrift over de doop?

Laat u dopen

U behoort zeker tot één van de volgende groepen mensen en na ernstige studie zult u ongetwijfeld in staat zijn om te bepalen tot welke:
(1) Sommigen hebben een echte, bijbelse doop ontvangen.
(2) Sommigen menen een bijbelse doop te hebben ontvangen, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.
(3) Anderen zijn in het geheel niet gedoopt.

Ongeacht tot welke groep u zich rekent, behoort u toch het onderwerp grondig te onderzoeken. Indien u een waarachtige, bijbelse doop hebt ontvangen, zal het onderzoek dit duidelijk maken en uw vertrouwen en zekerheid versterken. Indien u zich vergist hebt, zal het onderzoek dit aan het licht brengen, maar het zal u tevens in staat stellen om het goed te maken bij God. Mensen die helemaal niet gedoopt zijn, zullen ontdekken hoeveel dit goddelijke gebod voor hen zou kunnen betekenen.

Mocht u inzien, dat uw doop niet aan de eisen van Christus voldoet, zou u zich moeten afvragen wat God van u verwacht. Òf u zou zich volgens het woord van God moeten laten dopen, òf het zou niet belangrijk zijn. De enige betrouwbare basis waarop men deze vraag kan beantwoorden, is de Heilige Schrift. Indien die u leert dat het niets uitmaakt hoe, wanneer of waarom men gedoopt wordt, zou u geen reden hebben om zich bezorgd te maken, maar als het wel iets uitmaakt, zult u moeten beslissen hoeveel u van God houdt en of u bereid bent om Hem te gehoorzamen. Deze vragen blijven nu open. Alleen het woord van God kan de antwoorden geven. Laten wij nu onze aandacht vestigen op de leer van de Heilige Schrift aangaande de doop.

De Opdracht van Christus

Kort voor zijn terugkeer naar de hemel verscheen Jezus aan zijn discipelen en zeide: "Mij is gegeven all macht in hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld" (Matteüs 28:18-20).

Met deze woorden liet Hij ons weten, dat de doop zeer belangrijk is en dat allen, die Hem willen volgen zich behoren te laten dopen. Deze opdracht is universeel zowel in plaats als in tijd, en geldt ook voor u.

Gehoorzaam aan de opdracht van Christus begonnen de apostelen, onmiddellijk na de ontvangst van de Heilige Geest, het evangelie te verkondigen en mensen te dopen. "En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op den naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here onze God, er toe roepen zal. Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drie duizend zielen toegevoegd" (Handelingen 2:38, 39,41).

Wat aan hen gepredikt werd, geldt niet slechts voor hen, maar ook voor hun nakomelingen en voor allen "die de Here, onze God, er toe roepen zal", zowel Joden als heidenen. "Laat u dopen", is het gebod van God aan alle mensen. Allen, die God liefhebben, behoren dit te gehoorzamen.

Hoe behoort men gedoopt te worden?

Wat betekent het woord "doop" in de Heilige Schrift? Onder normale omstandigheden zouden wij een Nederlands woordenboek raadplegen, maar in dit geval zou dat niet baten. Wij hebben niet te maken met de betekenis van een modern Nederlands woord, maar met een woord, zoals dat gebruikt werd toen het Nieuwe Testament geschreven werd. Het woordenboek zou ons vertellen hoe mensen het woord nu gebruiken, maar wij willen weten hoet Christus en de apostelen het woord gebruikten en wat zij toen bedoeld hebben.

Wij hebben twee goede bronnen, waaruit wij de betekenis van het woord kunnen halen:
(1) De Heilige Schrift zelf. Wij kunnen zien hoe het woord gebruikt werd en in welk verband.
(2)De uitleggingen van taalkundigen op het gebied van de griekse taal in de tijd toen het Nieuwe Testament geschreven werd.

Omdat dit een kwestie is van de betekenis van een woord zullen wij beginnen met verklaringen van bekende en betrouwbare geleerden.

Maarten Luther schreef hetvolgende over het grieks woord voor DOOP: "In het latijns kan het met onderdompeling vertaald worden, bijv. iets in water onderdompelen, zodat het geheel door water wordt bedekt. En hoewel die gewoonte buiten gebruik geraakt is ... toch behoort men geheel ondergedompeld en onmiddellijk weer uit het water getrokken te worden. Want dit schijnt de etymologie van het woord te vereisen" (Maarten Luther, Opera, Tom. I, blz.72).

"Het griekse woord BAPTIDZEIN en het Duitse woord TAUFEN (van TIEFE, diepte) beschreven oorspronkelijk het proces waardoor een mens of een voorwerp geheel in het water werd ondergedompeld en er daarna uitgetrokken werd ... men kan moeilijk ontkennen, dat de doop door onderdompeling - zoals die in het westen tot laat in de Middeleeuwen plaats vond - veel duidelijker datgene wat bedoeld werd weergaf dan het later toegepaste begieten, vooral toen dit begieten gereduceerd werd van werkelijk natmaken tot besprenging om tenslotte in de praktijk te ontaarden in slechts bevochtigen met zo weinig mogelijk water" (Karl Barth, De Leer van de Kerk aangaande de Doop).

"Zelfs het woord DOOP duidt het onderdompelen aan; en het is zeker dat onderdompeling in praktijk was bij de primitieve gemeente" (Joh. Calvijn, Instituten, Boek IV, Hoofdst. XV, Art. 19).

"Oorspronkelijk geschiedde de Doop door onderdompeling. De dopeling ging in het water, ging geheel onder het water en kwam dan uit het water op. Toch is al spoedig naast de onderdompeling de besprenging met het water gebruikt" (Ds. Feenstra, Onze Geloofs Belijdenis, blz. 430).

"Het Doopsel is een beeld van Jezus' dood en verrijzenis. De onderdompeling, die toen bij het doopsel meestal plaats had, stelt Jezus' dood en begrafenis voor. Het opstaan uit het bad der wedergeboorte, dat den mens van de eeuwige dood bevrijdt en hem het bovennatuurlijke leven der genade schenkt, beeldt Jezus' verrijzenis af" (Commentaar over Romeinen 6:3-5 in R.K. Bijbel).

Deze aanhalingen zijn van mensen die dat deel van de godsdienst vertegenwoordigen waar de sprenkeldoop gebruikelijk is. Toch zijn zij taalgeleerden, die weten, dat de doop die door Christus geboden en door de apostelen uitgevoerd werd een onderdompeling in water was.

Nog een bron van kennis hierover is de Heilige Schrift zelf. Kunnen wij daaruit leren hoe men behoort gedoopt te worden?

Wat leert het Nieuwe Testament? "En zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen onder belijdenis van hun zonden" (Matteüs 3:6). Het is mogelijk iemand in de rivier te nemen om hem alleen maar te besprengen, maar het is niet waarschijnlijk, dat dit zou gebeuren.

"Doch ook Johannes doopte, te Aenon bij Salim, omdat daar veel water was" (Johannes 3:23). Men heeft niet veel water nodig om iemand te besprengen, wel om die te onderdompelen. Het woord "dopen" duidt een bepaalde handeling aan, waarvoor veel water nodig is.

"En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zei: Zie, daar is water; wat is er tegen, dat ik gedoopt word? En hij zei: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zei: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. En hij liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Philippus als de kamerling, en hij doopte hem. En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Philippus weg en de kamerling zag hem niet meer, wat hij ging zijn weg met blijdschap" (Handelingen 8:36-39). Zij kwamen bij een water. Dit gebeurt altijd bij onderdompeling. De kamerling was een reiziger en moest water bij zich hebben, maar dat was niet voldoende om aan de eisen van de doop te voldoen. Beiden daalden af in het water. Dit zou volkomen overbodig zijn voor een sprenkeldoop.

"En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam" (Handelingen 22:16). Deze woorden van Ananias aan Saulus van Tarsus geven de doop een betekenis, die alleen met onderdompeling is aan te duiden. Deze tekst, evenals andere, is een zinspeling op de handeling en betekenis van de doop. Jezus heeft over een wedergeboorte "uit water en Geest" gesproken (Johannes 3:5). Paulus schrijft over het "waterbad" waardoor de gemeente geheiligd is (Efeziërs 5:26) en over "het bad der wedergeboorte" (Titus 3:5). Petrus zegt, dat de doop ons behoudt, maar niet door "een aflegging van lichamelijke onreinheid" (1 Petrus 3:21). In al deze plaatsen heeft de schrijver de doop, onderdompeling op het oog.

"Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding" (Romeinen 6:3-5).

Om ons te redden is Jezus gestorven, begraven en opgewekt. Men mag nu met Hem sterven, begraven worden en opstaan om in nieuwheid des levens te wandelen. Dit gebeurt bij de doop. Al deze woorden van Paulus hebben betrekking op de handeling, die plaats vindt bij de doop. De betekenis van de doop wordt alleen door de handeling, onderdompeling, duidelijk gemaakt. Daarin zien wij de dood, begrafenis en opstanding van onze Heiland, en daardoor nemen wij deel aan die gebeurtenissen. De doop is een "begrafenis".

In het Nieuwe Testament was de doop altijd onderdompeling. Bent u, volgens de Heilige Schrift, gedoopt?

Hoe belangrijk is de doop?

Om te kunnen zien hoe belangrijk dit onderwerp is, is het nodig om verscheidene feiten naar voren te brengen, die in het Nieuwe Testament vermeld worden.

Het is de wil van God, dat men zich laat dopen! Het hoogste doel van het leven is het doen van de wil van God en onze belangrijkste vraag luidt: "Wat verlangt God van mij?" Door Christus en de apostelen heeft God ons laten weten, dat wij gedoopt behoren te worden. Laat u dopen, omdat God het wil.

Jezus heeft het geboden. Wat hij ons geboden heeft is belangrijk en wij kunnen onze liefde en geloof tonen door Hem te gehoorzamen.

Het doel van de doop is belangrijk. Iedere ongedoopte zondaar behoort zich te laten dopen "tot vergeving" van zijn zonden. Daarom zei Jezus: "Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden" (Marcus 16:16). Petrus predikte: "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden" (Handelingen 2:38). Saulus van Tarsus werd geboden: "En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam" (Handelingen 22:16). Ondanks het feit, dat de doop zo belangrijk is, dat God die als een noodzakelijke voorwaarde voor onze redding gesteld heeft, moeten wij, om niet in de war te raken, enkele dingen goed voor ogen houden.

1. Het is God die redt. De kracht van onze redding ligt niet in het water, maar bij God. Toen de legeroverste van de koning van Aram geboden werd om zich zeven maal te wassen in de Jordaan, kon hij het gebod niet begrijpen en toch gehoorzaamde hij, met het resultaat dat hij onmiddellijk van zijn melaatsheid werd genezen (2 Koningen 5). Waardoor werd hij genezen? Niet door het water, maar door God, maar op voorwaarde, dat hij zich zeven maal in het water gewassen had. God heeft de waterdoop als voorwaarde van onze vergeving gesteld, en daarom moeten wij ons laten dopen ... niet om door het water behouden te worden, maar door God.

2. Het bloed van Christus reinigt van zonde (Romeinen 5:9). Zonder het bloed van Christus is vergeving onmogelijk (Hebreeën 9:22), maar men moet het bloed aanvaarden, door zich in de dood van Christus te laten dopen. In Romeinen 6:3-6 legt Paulus dit voor ons uit en vertelt ons, dat wij deel nemen aan de dood van Christus wanneer wij ons in Hem laten dopen. Men wordt door het bloed gereinigd wanneer men zich laat dopen tot vergeving van zijn zonden.

3. Men wordt door geloof gerechtvaardigd (Romeinen 5:1). Dat wil niet zeggen, dat het door geloof ALLEEN gebeurt. "Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaak op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd" (Jakobus 2:21-23). Men wordt uit geloof gerechtvaardigd, wanneer men God gehoorzaamt. "Want gij zijt allen zonen van God door het geloof, in Christus Jezus. WANT GIJ ALLEN, DIE IN CHRISTUS GEDOOPT ZIJT, HEBT U MET CHRISTUS BEKLEED" (Galaten 3:26,27). De kracht van de doop ligt in het geloof.

4. Man kan zijn redding niet verdienen. "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf; het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme" (Efeziërs 2:8,9). Drie soorten werken worden in de Heilige Schrift beschreven, de werken van de wet, de werken van eigen gerechtigheid en de werken des geloofs. De eerste twee zijn niet bij machte iemand te redden (Romeinen 3:28; 10:1-3), maar werken van geloof zijn noodzakelijk (Romeinen 1:5; Galaten 5:6; 1 Tessalonicenzen 1:3). Waaronder valt de doop? Niet onder de werken van de wet. Ook niet onder de werken van eigen verdienste. Wel onder de werken des geloofs. Wanneer iemand zich laat dopen wordt hij door de genade Gods behouden en er is beslist geen sprake van eigen verdienste.

5. Men moet wedergeboren worden. "Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Johannes 3:3,5). Dat Jezus over de waterdoop sprak, wordt ons duidelijk wanneer wij andere plaatsen in het Nieuwe Testament overdenken. Romeinen 6:4,5 leert, dat het nieuwe leven bij de doop begint, Handelingen 22:16, dat de zonden afgewassen worden door de doop, Epheziers 5:27, dat de gemeente door het "waterbad" geheiligd is, Titus 3:5, dat men gered wordt door "het bad der wedergeboorte" en 1 Petrus 1:22,23, dat men wedergeboren wordt wanneer men de waarheid gehoorzaamt. In Galaten 3:26,27 verklaart Paulus dat men een zoon van God wordt als men in Christus wordt gedoopt. Wanneer iemand zich laat dopen, wordt hij wedergeboren uit water en Geest.

6. Het gaat niet om de zonde van Adam. De straf voor de zonde van Adam is de lichamelijke dood. "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden" (1 Korintiërs 15:22). De straf voor die zonde wordt niet door de doop weggenomen, omdat de doop daar niets mee te maken heeft. Zelfs de kwajongensstreken van kinderen, die velen zien als erfsmet, worden niet te niet gedaan door de doop. Zij heersen net zo sterk bij kinderen die "gedoopt" zijn als bij andere. Geestelijke dood en de doop hebben betrekking op persoonlijke overtredingen: "De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van den vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van den zoon dragen" (Ezechiël 18:20). "Ook u, hoewel gij dood waart door UW OVERTREDINGEN en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt" (Efeziërs 2:1).

Door de DOOP ontvangt men vergeving voor zijn zonden: door de DOOD wordt de prijs voor de zonde van Adam betaald. Men moet die twee niet verwarren.

De doop is zo belangrijk, dat God ons alleen aanneemt op voorwaarde dat men zich laat dopen. Daarom is het ook belangrijk, dat men de doop toetst aan de hand van de Heilige Schrift. Dat brengt ons tot de volgende vraag:

Wie mag gedoopt worden?

I. Iemand die al onderwezen is.

Jezus zelf laat ons zien hoe het moet gaan, wannneer Hij tot zijn discipelen zegt: "Maakt al de volken tot mijn discipelen (leerlingen) en doopt hen" (Matteüs 28:19). Men moet eerst onderwezen worden voordat men een bijbelse doop kan ontvangen. Dit klopt met de gehele bijbelse geschiedenis aangaande de doop. Men vindt geen voorbeelden, waarin deze volgorde niet wordt toegepast.

II. Iemand die gelooft, dat Jezus de Zoon van God is.

De betekenis van de doop houdt verband met het geloof van de dopeling. De enige doop, die nu geldig is, is de doop van iemand, die in Christus gelooft. Daarom zei Jezus: "Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Marcus 16:16). De doop moet door persoonlijk geloof voorafgegaan worden. Alleen dan kan men door de doop behouden worden. Als men het Nieuwe Testament doorleest wordt het noodzakelijke verband tussen geloof en doop steeds duidelijker. Zowel mannen als vrouwen geloofden en lieten zich dopen (Handelingen 8:12). De gevangenbewaarder te Filippi geloofde met geheel zijn huis en liet zich dezelfde ure van de nacht dopen (Handelingen 16:31-34). Men wordt een zoon van God door geloof en de doop (Galaten 3:26,27). Wanneer men met Christus door de doop begraven wordt, wordt men ook met Hem opgewekt door "het geloof aan de werking Gods" (Kolossenzen 2:12). De kwestie gaat veel dieper dan alleen de vraag "wie mag gedoopt worden", de hele betekenis van de doop hangt er mee samen. DE DOOP IS EEN BELEVENIS, EEN VAN DE HEERLIJKSTE ERVARINGEN VAN ONS LEVEN. Een mens gaat doelbewust het watergraf in met de zekerheid, dat hij met Christus begraven en opgewekt wordt.

III. Iemand die zich bekeerd heeft.

De doop is voor zondaars, die zich bekeerd hebben. Op Pinksterdag toen velen door het woord Gods "in hun hart getroffen" waren en de vraag stelden, "Wat moeten wij doen, mannen broeders?" gaf de Heilige Geest door de mond van Petrus het antwoord: "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen ..." (Handelingen 2:38). Hij heeft niet gezegd, "Bekeert u en laat u en uw kinderen dopen". De bekering gaat de doop vooraf en is een noodzakelijke voorbereiding daartoe.

Is de zuigelingendoop bijbels?

I. Neen, want kleine kinderen kunnen zich niet op de doop voorbereiden. Zij kunnen niet leren, niet geloven, zich niet bekeren, niet beslissen. Zij kunnen de betekenis van de doop niet begrijpen. De doop kan voor hen geen belevenis zijn. Zij kunnen de bijbelse voorwaarden, waarop men gedoopt mag worden, niet nakomen.

II. Neen, want God heeft niet geboden ze te laten dopen. De Heilige Schrift is de enige openbaring van de wil van God, en vertelt ons alles wat God van ons verlangt. Als het Gods plan was, dat men kleine kinderen zou dopen, zou Hij het in zijn woord geleerd hebben. Door de Schriften wordt men tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Timoteüs 3:16). Men mag niet aan Gods woord iets toevoegen of er iets van afnemen (Deuteronomium 4:2). De Heilige Schrift is onze volledige gids. Nergens kan men een gebod vinden om kleine kinderen te dopen.

III. Neen, want men vindt geen zuigelingendoop in de Heilige Schrift. Johannes doopte geen kleine kinderen. Degenen, die door Johannes gedoopt werden, beleden hun zonden en hun werd na hun doop geboden vrucht te dragen als bewijs van bekering (Marcus 1:4; Matteüs 3:8) ... eisen waaraan kleine kinderen niet konden voldoen.

Jezus doopte geen kinderen. Kinderen werden tot Hem gebracht, maar niet om gedoopt te worden: "Toen werden kinderen tot Hem gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en bidden; doch de discipelen bestraften hen. Maar Jezus zei: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. En Hij legde hun de handen op en vertrok vandaar" (Matteüs 19:13-15). Jezus laat hier zien, dat kinderen de doop niet nodig hebben, "want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen". Jezus had al eerder gezegd, dat men als kleine kinderen moest worden om in het Koninkrijk te komen (Matteüs 18:13). Dit verklaart waarom er geen zuigelingendoop in de Heilige Schrift bestaat.

Zij hebben de doop niet nodig. Zij zijn rein. Voor hen is het Koninkrijk, en voor allen, die door bekering gelijk hen worden.

De apostelen doopten geen kleine kinderen. De apostelen werden door Christus gekozen en afgevaardigd om zijn evangelie aan alle mensen te verkondigen, met de belofte, dat de Heilige Geest hen in de volle waarheid zou leiden. Indien het goed of nodig was om kleine kinderen te dopen, zouden zij het gedaan hebben. Laat ons de voorbeelden, die wij in de Heilige Schrift kunnen vinden, nagaan om te zien of zij kleine kinderen doopten:

Op Pinksterdag werden drie duizend mensen gedoopt, maar er waren geen kleine kinderen onder hen. "Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen" (Handelingen 2:41).

In Samaria werden geen kleine kinderen gedoopt "Toen zij echter geloof schonken ... lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen" (Handelingen 8:12).

Cornelius werd gedoopt met anderen, maar nogmaals is er hier geen sprake van het dopen van kleine kinderen (Handelingen 10:48).

Lydia werd met haar huis gedoopt (Handelingen 16:14,15). Hier is echter geen sprake van kleine kinderen. Het woord HUIS houdt in kinderen en/of bedienden. Wie in dit geval bedoeld werd, staat er niet bij. Er is geen reden om te denken, dat hier een afwijking van de regel was. Er staat niet: "En Lydia liet zich dopen met haar kleine kinderen".

De gevangenbewaarder "en al de zijnen" werden gedoopt (Handelingen 16:33). "Al de zijnen" waren oud genoeg om te geloven, want hij "verheugde zich, dat hij met zijn gehele huis tot het geloof in God was gekomen" (vers 34).

Vele te Korinte kwamen tot geloof en lieten zich dopen (Handelingen 18:8). Uit de Handelingen der Apostelen is het duidelijk, dat de apostelen geen kleine kinderen doopten. Als zij het toen niet deden, bestaat er geen reden om het nu te doen.

IV. Neen, want de argumenten daarvoor zijn niet in overeenstemming met de Heilige Schrift.

Als er een bijbelse reden was om kleine kinderen te dopen, zouden de apostelen het gedaan hebben, en zou God ook ons geboden hebben om het te doen. Men zegt, dat de doop de plaats van de besnijdenis ingenomen heeft, en dat men daarom de kleine kinderen moet dopen. Als dat argument nu geldig is, was het ook geldig in de tijd van de apostelen. Waarom hebben die dan geen kleine kinderen gedoopt? Waarom heeft God ons dan niet geboden onze kinderen te laten dopen? Zijn wil aangaande de besnijdenis was duidelijk genoeg geweest. "Voorts zei God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten" (Genesis 17:9-12). Als God zo'n gebod gegeven had aangaande het dopen van onze kinderen, zouden wij er niet aan twijfelen, maar dat gebod ontbreekt. Wij hebben wel een besnijdenis, die van het hart is (Romeinen 2:29), en die niet met handen geschiedt (Kolossenzen 2:11). Soms haalt men deze laatste tekst ten onrechte aan i.v.m. de zuigelingendoop. "In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vleses, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in den doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt DOOR HET GELOOF aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt" (v.11,12). Ziet u hier iets over een zuigelingendoop? Wel ziet ge, dat degenen, die gedoopt worden in de kracht van God geloven, hetgeen een baby niet kan doen. Men mag een tekst niet uit zijn verband rukken. In plaats van zuigelingendoop te steunen, laat deze tekst zien, dat alleen mensen die geloven, gedoopt mogen worden. De besnijdenis waarover hier en in Romeinen 2:29 geschreven wordt vindt plaats in het hart en heeft evenveel met bekering en geloof te maken als met de doop. Alleen jongens werden besneden, maar de doop is voor alle twee geslachten. Als de parallel in het ene opzicht vervalt, kan het ook in het tweede vervallen.

V. Neen, want geleerden erkennen, dat de zuigelingendoop niet in de Heilige Schrift terug te vinden is.

Neander (Luthers): "Wij hebben alle reden om de kinderdoop niet van apostolische traditie af te leiden" (Gen. Hist. of the Christian Rel. and Church, Vol. K, bl.311)

Calvijn: "Aangezien Christus hun beveelt te onderwijzen voor het dopen, en verlangt dat niemand behalve gelovigen toegelaten zullen worden tot de doop, zou hieruit blijken, dat de doop niet op de juiste wijze wordt toegepast tenzij ze door geloof is voorafgegaan" (Harmony of the Evangelists, Vol. III, bl.386)

J.H.Newman (R.K.): Het is niet meer dan recht en billijk meteen te erkennen, dat de Schriften niet van ons verlangen de kinderen te dopen" (Parochial and Plain Sermons, Vol. VII, bl.219)

Karl Barth besteedt enkele bladzijden aan het bewijzen, dat er geen steun voor zuigelingendoop in de Heilige Schrift te vinden is. Hij beweert, dat de doop in het Nieuwe Testament altijd het noodzakelijke antwoord is op een overmijdelijke vraag van iemand, die tot geloof gekomen is (De Leer van de Kerk Aangaande de Doop).

Wat deze mensen zeggen is geen bewijs, dat het zo is. Zij zijn mensen. Alleen het woord van God is volkomen betrouwbaar. Zij zijn wel geleerden, die er een studie van gemaakt hebben en tot de conclusie gekomen zijn, dat de doop waarover men in de Heilige Schrift leest, niet voor kleine kinderen bedoeld was. Als u de Schriften wilt onderzoeken, zult u wellicht ook tot dezelfde conclusie komen.

Laat u dopen!

Een ieder behoort eenmaal gedoopt te worden. Is iemand werkelijk bijbels gedoopt, dan behoeft hij zich niet een tweede keer te laten dopen, maar bij iets zo belangrijk als de doop willen velen zekerheid hebben. De enige manier om zeker van deze zaak te zijn is een grondig onderzoek van de Heilige Schrift. Als men al een "doop" heeft ondergaan dan behoort men die aan de Heilige Schrift te toetsen. Zoals wij reeds gezien hebben zijn er drie belangrijke kenmerken van een ware doop:

1. De handeling ... onderdompeling in water. Geen andere handeling voldoet aan de eisen van Gods woord. Besprenging en begieting worden niet bedoeld wanneer God in de Heilige Schrift over de doop spreekt. Men kan wel een besprenging of begieting ontvangen hebben, maar dat is niet de doop. Daarom kan er geen sprake van wederdoop zijn, wanneer men zich laat onderdompelen.

2. De persoon ... iemand die onderwezen is en die gelooft, die zich bekeerd heeft en die zelf besloten heeft om zich te "laten dopen". De enige doop die van men wordt verlangd, is die doop. Indien men als klein kind gedoopt werd, heeft men niet aan die noodzakelijke eisen van de doop voldaan. De eisen van zijn kerk zijn bevredigd, maar die van God niet. Wat hij ontvangen heeft, is iets anders dan de doop waarover men in de Heilige Schrift leest. Men behoort NADAT men tot geloof gekomen is zich te laten dopen.

3. Het doel ... "tot vergeving van uw zonden". Wanneer iemand meende dat hij reeds behouden was vóór hij zich liet dopen, kon hij onmogelijk "tot vergeving van zonden" zijn gedoopt.

Bent u gedoopt?

Wij maken de reis door dit leven slechts één keer. Het is zeer belangrijk, dat wij alles met onze God in orde maken voor het einde van deze reis. Men mag geen risico's nemen met zijn ziel. Op dit terrein willen wij zekerheid hebben, en die zekerheid is alleen op één manier mogelijk ... wij moeten God gehoorzamen. Indien u aan uw doop moet twijfelen, indien er redenen zijn om eraan te twijfelen, indien die te kort schiet aan de eisen van de Heilige Schrift, kunt u daar iets aan doen. U kunt u bijbels laten dopen. Wanneer men, zelfs door onwetendheid en met de beste bedoelingen iets verkeerds doet, behoort men zo gauw hij zijn fout inziet die te herstellen. Dit geldt ook voor de doop. Het is niet de bedoeling iemand te kwetsen. Wij brengen deze belangrijke waarheden onder uw aandacht en zijn overtuigd, dat u ons dankbaar zult zijn. U kunt een bijbelse doop ontvangen. Waarom zou u dan door het leven gaan met iets wat de bijbelse toets niet kan doorstaan?

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).