Geschiedenis van de Gemeente


Deel 2: Van de schepping tot Noach

  Hoe en in hoeverre God aan Adam zijn heilsplan meedeelde, is niet bekend. Wel weten we dat God gehoorzaamheid van Adam en Eva verlangde, ook geloof en vertrouwen.

  Uit het Nieuwe Testament weten we de diepere betekenis van vele voorvallen in het Oude Testament: b.v. dat Adam het typebeeld is van de Christus, die komen zou (Rom. 5:14).

  "Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel, de laatste Adam een levendmakende geest" (1 Kor. 15:45).

  De vrouw die God uit Adam schiep, is een beeld van de gemeente: "Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen. Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudige [en loutere] toewijding aan Christus afgetrokken zullen worden" (2 Kor. 11:2,3).

  De gemeente is de bruid van Christus: "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet" (Openb. 22:17). Zie ook Efeziërs 5:22-33.

  Toen Eva nog niet gezondigd had, was zij het typebeeld voor deze bruidsgemeente, de vrouw zonder smet of rimpel die Gods kinderen moest voortbrengen.

  Mozes verhaalt dat Adam haar 'mannin' noemde omdat zij uit de man genomen is (Gen. 2:23). Als gelijkenis hiermee in het Nieuwe Testament leert Efeziërs 1:4 dat God de gemeente uitverkiest in Christus: "Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht".

  Toen God de vrouw had geschapen, bracht Hij haar tot Adam (Gen. 2:22). Zo ook nu, God brengt de gelovige tot Christus, de laatste Adam: "Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. ... Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke" (Joh. 6:37,44).

  Het is God zelf die iemand aan Zijn gemeente toevoegt (Hand. 2:47). De gelovige wordt geschapen -- ontstaat (door geloof) uit Christus en de Heilige Geest die doet wedergeboren worden (Joh. 3:5; 2 Kor. 5:17).

  Zo is de vrouw ('mannin') het beeld van de gemeente die eveneens (wel in geestelijke zin te verstaan) voortkomt uit de zijde van haar man Christus.

  Door de zondeval werd de mens van God gescheiden. Wegens de zonde ging de dood over op alle mensen (Rom. 5:12).

  De vrouw werd Eva genoemd omdat zij de moeder van alle levenden is geworden (Gen. 3:20). De mensheid die uit haar voortkomt, is van vleselijke afkomst. Maar God gaf in Eden reeds een belofte aan de vrouw, dat er uitkomst zou zijn. Er zou echter vijandschap zijn tussen de satan en de vrouw. God zei aan de satan: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen" (Gen. 3:15).

  In Eden werd verwezen naar de Messias en het zaad, dit is de gemeente die uit Christus zou ontstaan (Vergelijk Gen. 3:15 met Openbaring 12:9,17).

  De afstammelingen van Adam die de Naam des Heren aanriepen (zoals Abel, Seth, Enos en Henoch) getuigden van hun geloof.

  Noach is het beeld van de gelovige die God gehoorzaamt en wordt geredt. Voor rechtvaardigen is de zondvloed het beeld van de reddende doop (1 Petr. 3:20-22). Voor onrechtvaardigen is de zondvloed het beeld van het toekomstige oordeel (2 Petr. 3:5-7).

  De ark had slechts één deur en één lichtopening. Christus is nu zowel de deur (Joh. 10:1-7) als het licht (Joh. 1:9). God zelf heeft de ark gesloten (Gen. 7:16).

  Zoals Noach gerechtigheid aan de wereld predikte (2 Petr. 2:5), prediken gelovigen vandaag ook opdat de Heilige Geest mensen naar Christus zou brengen.

  "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet" (Openb. 22:17).

Tony Geens

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).